ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2613 – Eigenaar verhuurd voor de derde keer in strijd met de Huisvestingswet: aanvaarding overtreding.

Print deze pagina

11.2.  [appellant] had als eigenaar beschikkingsmacht over het gebruik van de woning, waaronder de omzetting van de woning in onzelfstandige woonruimte, en heeft dit ook aanvaard. Zoals onder 2 vermeld, heeft het college [appellant] bij de besluiten van 20 augustus 2018 en 7 mei 2019 gelast de onvergunde onzelfstandige bewoning door meer dan drie personen te beëindigen en beëindigd te houden. [appellant] heeft vervolgens de woning aan vier personen verhuurd, waarmee hij de omzetting in onzelfstandige woonruimte voortzette. Voor zover [appellant] betoogt dat hij de omzetting zoals geconstateerd bij het huisbezoek van 13 oktober 2020 niet heeft aanvaard, omdat de woning toen niet door dezelfde vier personen werd bewoond als waaraan hij de woning had verhuurd, dan wel dat hij in de tussentijd heeft geprobeerd de omzetting ongedaan te maken, slaagt het betoog niet. Dat [appellant] twee weken voor dat huisbezoek in de woning is geweest en dat er toen drie personen in de woning aanwezig waren is daarvoor niet voldoende. Gelet op de hiervoor beschreven voorgeschiedenis had [appellant] zich actief moeten inspannen om het aantal bewoners van de woning tot het toegestane aantal bewoners terug te brengen en te verzekeren. [appellant] heeft op de zitting bij de Afdeling naar voren gebracht dat hij, toen hij van zijn advocaat had vernomen dat er maar drie personen in de woning mochten wonen, naar de woning is gegaan en [persoon C] uit de woning heeft gezet. Dat [appellant] [persoon C] inderdaad heeft aangespoord om de woning te verlaten volgt niet uit de verklaringen die [persoon A] en [persoon B] tijdens het huisbezoek hebben afgelegd. [appellant] heeft dit ook niet in zijn zienswijze naar voren gebracht. Evenmin heeft [appellant] stukken overgelegd waaruit volgt dat hij de woning op een zeker moment aan niet meer dan drie personen verhuurde, zoals bijvoorbeeld gewijzigde huurcontracten of aanpassingen van de gevraagde huur. De Afdeling acht het dan ook niet aannemelijk dat [appellant] zich heeft ingespannen om de omzetting te beëindigen of beëindigd te houden. Daarmee heeft [appellant] niet de zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd in deze situatie. Dat [persoon E] mogelijk pas korte tijd voor het huisbezoek van 13 oktober 2020 de woning heeft betrokken en dat [appellant] geen medewerking heeft verleend aan diens inschrijving in de brp, maakt dat niet anders. Dat [persoon E] zonder medeweten van [appellant] in de woning is gaan wonen, doet namelijk niets af aan het gebrek aan zorg dat [appellant] heeft betracht met het oog op het beëindigen of beëindigd houden van de omzetting van de woning.

11.3.  Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:2613

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *