Belanghebbendheid
6.2. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Artikel 1:3 van de Awb luidt, voor zover hier van belang:
“1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.”
Een verzoek om handhaving is alleen een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, indien dit verzoek door een belanghebbende is gedaan. De reactie op zo’n verzoek ingediend door een belanghebbende, is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, waartegen rechtsmiddelen ingevolge de Awb kunnen worden aangewend.
6.3. Ter beoordeling staat dus of appellant belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het door hem ingediende verzoek om handhaving. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij de beslissing op dat verzoek is een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en kan rechtsmiddelen aanwenden tegen de reactie daarop.
6.4. Naar het oordeel van het College ontbreekt een dergelijk eigen en persoonlijk belang van appellant bij zijn handhavingsverzoek. De Regeling richt zich tot de eerstelijns zorgaanbieder. Uit artikel 2 van de Regeling blijkt dat deze tot doel heeft het stellen van verwijsvoorschriften aan zorgaanbieders die bevoegd zijn om gericht te verwijzen naar zorg zoals medisch specialisten die plegen te bieden. Met deze voorschriften wordt aan tweedelijns zorgaanbieders inzichtelijk gemaakt welke zorgaanbieder de verwijzing heeft afgegeven. Dat is blijkens de toelichting bij de Regeling het doel ervan en daarom wordt het vermelden van de AGB-code van de verwijzende zorgaanbieder op het verwijsdocument verplicht gesteld. Dit is van belang voor het declareren van de zorgprestaties door de tweedelijns zorgaanbieders bij de zorgverzekeraars. Artikel 4 van de Regeling ziet dan ook, zoals opgemerkt in het bestreden besluit, op de verhouding tussen de verwijzende zorgaanbieder en tweedelijns zorgaanbieder. Die laatste moet kunnen vaststellen dat aan de declaratievoorwaarde dat de patiënt is doorverwezen, is voldaan. Niet gebleken is dat de verzekerde patiënt een belang heeft bij de naleving van dit administratieve voorschrift. De artikelen van de Wmg waarop de Regeling steunt voorzien ook niet in het stellen van regels die het belang van de patiënt dienen, maar zien op het stellen van regels aan het declareren van zorgprestaties. De wens van appellant dat de regels correct worden nageleefd is een belang dat zich onvoldoende onderscheidt van de belangen van willekeurige anderen.
6.5. Appellant is dus geen belanghebbende bij de beslissing op zijn verzoek van
19 november 2018. Daarom is zijn handhavingsverzoek geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb en de afwijzing van dit verzoek geen besluit in de zin van het tweede lid van dit artikel. Dat betekent op grond van artikel 8:1 van de Awb dat geen beroep open staat bij de bestuursrechter en dat op grond van artikel 7:1 van de Awb ook geen ontvankelijk bezwaar kan worden gemaakt. Verweerster heeft dit niet onderkend. Anders dan verweerster meent is het bezwaar niet gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en is het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk. In zoverre is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd.
ECLI:NL:CBB:2020:981, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 19/621 (rechtspraak.nl)
Leave a Reply