AB 2020/321 – Last die verder strekt dan het opheffen van de overtreding in dit geval aanvaardbaar.

AB 2020/321
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE
1 juli 2020, nr. 201905038/1/R3
(Mrs. R. Uylenburg, J. Hoekstra, D.A. Verburg)
m.nt. T.N. Sanders
Art. 3:4, 5:32 Awb
ECLI:NL:RVS:2020:1520
.

Last waarbij voorzieningen moeten worden verwijderd die ook ten dienste kunnen staan aan de legale bestemming, strekt niet te ver omdat belanghebbende heeft verklaard het illegale gebruik te willen voortzetten.

Noot

Auteur: T.N. Sanders

1.

Een last om een overtreding op te heffen is in de basis altijd evenredig. Immers, de last strekt ertoe een rechtmatige toestand te herstellen en in beginsel is het niet onevenredig om de overtreder te vragen om zijn fout te herstellen. Bij de precieze formulering van de last komt een bestuursorgaan echter sneller in de knel met artikel 3:4 Awb. Dan wordt er bijvoorbeeld iets voorgeschreven wat verder reikt dat alleen het herstel van de overtreding of wat onnodig bezwarend is voor de overtreder. Een voorbeeld daarvan is de Geesterense Keukens-uitspraak (AB 2017/99) waarbij een last om twee keukens te verwijderen, om er vervolgens een op een andere locatie in dezelfde woning terug te moeten zetten, disproportioneel werd geacht door de Afdeling.

2.

Hier is wat bijzonders aan de hand. De Afdeling aanvaardt hier volgens mij dat het college de overtreder gelast om meer dan alleen de overtreding weg te halen. De overtreding is hier namelijk dat een bijgebouw wordt gebruikt voor zelfstandige bewoning, in strijd met de beheersverordening. Om zelfstandig te wonen heb je in beginsel een keuken, een badkamer en een toilet nodig. Wordt een van die voorzieningen weggehaald, dan is het lastig zelfstandig wonen. Dan moet je immers bij de buren zijn om te eten, je behoefte te doen of jezelf te wassen. Dat houdt de Afdeling zelf ook aan:“de Afdeling overweegt dat bij de vaststelling of sprake is van een zelfstandige woning bepalend is of die woning afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen van buiten de woning, zijnde een keuken, toilet en wasruimte”(ABRvS 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2636). Het is een cumulatief setje elementen: je moet en een keuken, en een toilet, en een badkamer (of, zoals de Afdeling het in ietwat archaïsche bewoordingen zegt: een wasruimte) hebben.

3.

Je zou dus zeggen: een last om zelfstandige bewoning te beëindigen hoeft alleen maar te gelasten ‘hef de overtreding van artikel 2.1, lid 1, onder c, Wabo op, dit kunt u doen door de keuken, de badkamer of de toilet te verwijderen en verwijderd te houden’ (zie voor een voorbeeld: ABRvS 9 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:501, waarin werd gelast het verwijderen en verwijderd houden van “ten minste één voorziening zoals de badkamer, het toilet of de keuken, inclusief het leidingwerk”). Dat heeft het college hier niet gedaan, het college heeft gelast om alle drie de voorzieningen te verwijderen.

4.

Als je het mij vraagt gaat die last te ver. De last strekt hier verder dan het opheffen van de overtreding. Zonder toilet, badkamer of keuken heb je geen zelfstandige woning meer en dus geen overtreding. Ben je als bestuursorgaan dan nog wel bevoegd om iets te gelasten?

5.

Ik dacht bij eerste lezing van deze uitspraak dat dit vast niet de lijn was: ‘er zal hier wel iets bijzonders aan de hand zijn dat zich aan mijn zicht onttrekt.’ Een bijzonder recalcitrante appellant, eentje die niet zo sympathiek is of eentje die (onterechte) kritiek heeft geleverd op de kwaliteit van de koffie bij de Afdeling. Een duik in de rechtspraak laat echter zien dat de Afdeling hier vrij consistent in is. In ABRvS 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1433 overweegt de Afdeling (anders dan de Rechtbank Limburg, die de last wel onevenredig vond):“er vanuit gaande dat het ongedaan maken van deze woning reeds kan worden bereikt door de keukeninrichting te verwijderen, heeft het college aannemelijk gemaakt dat de berging met de nog aanwezige tussenwanden en voorzieningen ten behoeve van toilet en douchegebruik op eenvoudige wijze weer als zelfstandige woning in gebruik kan worden genomen door het opnieuw plaatsen van een keukeninrichting. In deze omstandigheid ziet de Afdeling grond voor het oordeel dat de aan appellant sub 2 opgelegde last niet te verstrekkend is.”Daarbij verwijst de Afdeling ook naar ABRvS 8 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB1302, waarin inderdaad hetzelfde wordt overwogen. Grappig genoeg zegt de Afdeling hier zelf dus al: het verwijderen van de keuken heft de overtreding op — maar je mag desalniettemin gelasten om de douche en het toilet weg te laten halen.

6.

Ik ben natuurlijk verder gaan graven, maar ik kan eigenlijk geen andere gevallen vinden waarbij de Afdeling het aanvaardbaar vindt dat je meer gelast dan de overtreding opheffen. Dat is denk ik op zich niet heel gek, omdat je als bestuursorgaan gewoon niet bevoegd bent om meer te doen. Deze lijn lijkt dus beperkt tot lasten ter beëindiging van de zelfstandige bewoning en waarbij wordt gelast de drie-eenheid: badkamer, keuken en toilet te verwijderen. Waarom is het gelasten van meer dan de overtreding opheffen voor de Afdeling specifiekhier aanvaardbaar?

7.

Het argument van de Afdeling luidt als volgt:“appellant heeft niet onderbouwd dat hij de voorzieningen daadwerkelijk voor een laatstbedoeld [TS: legaal] gebruik wil aanwenden. Hierbij is van belang dat uit de stukken blijkt dat appellant juist heeft verklaard dat hij het huidige gebruik wil voortzetten.”Ik vind het argument van de Afdeling wat slapjes. Daar gaat het toch niet om? De toets moet volgens mij zijn of er meer wordt gelast dan de overtreding beëindigen. Als een van de voorzieningen wordt verwijderd, is de overtreding daarmee beëindigd. Dan is er geen overtreding van artikel 2.1, lid 1, onder c, Wabo meer. Dan is het toch niet redelijk om ook andere (dure) voorzieningen te laten verwijderen? Bovendien: je zou zelfs kunnen zeggen dat het bestuursorgaan na verwijdering van een van die voorzieningen gewoon niet meer bevoegd is om te handhaven. Het argument van de Afdeling is in mijn ogen eigenlijk beperkt tot het punt dat zonder het verwijderen van alle voorzieningen, het vrij makkelijk gaat zijn om de overtreding opnieuw te begaan. Hoewel ik dat vanuit praktisch handhaving technisch oogpunt wel begrijp (‘anders blijven we bezig’) vind ik het een juridisch zwak argument. We gaan toch ook niet een café gelasten om de geluidsinstallatie weg te halen om te voorkomen dat hij de geluidsnormen opnieuw overtreedt? In die situatie zou ik een last tot verwijdering van de geluidsinstallatie met hetzelfde argument ook prima kunnen verdedigen: met de geluidsinstallatie aanwezig kan de overtreding zo weer opnieuw worden begaan. Toch voelen we denk ik allemaal aan dat de Afdeling dat vermoedelijk niet aanvaardbaar zal vinden. Waarom is dat dan wel aanvaardbaar om het te doen bij de woning van een particulier?