AB 2021/298 – Laat de bestuursrechter de overheid balletje-balletje spelen met de burger?

AB 2021/298
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE
RAAD VAN STATE
21 juli 2021, nr. 202004057/1/A3
(Mrs. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, B.P.M. van
Ravels, J.M.L. Niederer)
m.nt. T.N. Sanders
Art. 5:25 Awb
ECLI:NL:RVS:2021:1618
Laat de bestuursrechter de overheid balletjeballetje spelen met de burger?
Het college stelt in zijn schriftelijke uiteenzetting dat het bij de bevoegdheid om het woonschip te laten vernietigen om feitelijk handelen gaat en dat de betogen van appellante over het gebruik van deze bevoegdheid daarom niet in deze procedure aan de orde kunnen komen. Dat standpunt deelt de Afdeling niet. In de uitspraken van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514 en van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266, waar het college waarschijnlijk op doelt, heeft de Afdeling overwogen dat het overdragen of verkopen van een zaak of het vernietigen ervan privaatrechtelijk of
feitelijk handelen is. Maar in deze zaak gaat het over het besluit van het college waarbij het de kosten van toepassing van bestuursdwang heeft vastgesteld en bij appellante in rekening heeft gebracht. De vernietiging van het woonschip is onderdeel geweest van de toepassing van bestuursdwang. Omdat het college de kosten van deze vernietiging,
hoewel het bij de vernietiging zelf om feitelijk handelen gaat, ook bij appellante in rekening heeft gebracht, kan zij in dat verband omstandigheden aanvoeren die volgens haar moeten leiden tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389 en op haar uitspraken van
7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3110 en van 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:202.