ABRvS 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2303 – overtreding mocht gelegaliseerd worden tijdens lopend handhavingstraject.
Mocht de burgemeester de exploitatievergunning wijzigen?
7. Ingevolge artikel 2:28, zesde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Sittard-Geleen kan de burgemeester de ingebruikneming van een weg ten behoeve van een bij een horecabedrijf behorend terras weigeren of intrekken als de vrees gewettigd is dat ingebruikname van het terras het woon- en leefklimaat van de naaste omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.
7.1. De burgemeester heeft toegestaan dat de parasol over de één meter brede strook voor het pand van [appellante] hangt, omdat het pand al meer dan 25 jaar leegstaat en het daardoor geen gebruiksfunctie heeft op grond waarvan [appellante] of andere gebruikers van het pand daardoor benadeeld worden. Daarnaast blijft het pand van [appellante] toegankelijk en staat in de voorschriften van de terrasvergunning dat de vergunning van [vergunninghouder] kan worden herroepen als het pand van [appellante] weer in gebruik wordt genomen. Bovendien wordt de licht- en geluidsoverlast die door [appellante] wordt ervaren niet veroorzaakt door de wijziging van de exploitatievergunning, maar door de toekenning van die vergunning. Zoals hiervoor onder 3 is overwogen staat dat besluit in deze procedure niet ter discussie.
Met het oog op het voorgaande heeft de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat door de wijziging van de exploitatievergunning het woon- en leefklimaat van de naaste omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloed wordt.
7.2. Dat de burgemeester al eerder een handhavingstraject gestart was maakt niet dat de exploitatievergunning niet meer gewijzigd mocht worden. Doordat de handhavingsbesluiten naar het verkeerde adres gestuurd waren hoorde [vergunninghouder] pas op 14 juni 2019 dat er een handhavingstraject gestart was. Hij heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in gesprek gegaan met de burgemeester. De burgemeester heeft naar aanleiding van dat gesprek het economische belang bij exploitatie van het terras van [vergunninghouder] afgewogen tegen de belangen van [appellante]. Dat [appellante] niet bij dit gesprek betrokken is, is bovendien niet aan de burgemeester te wijten. Naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen is zij namelijk uitgenodigd om hierover met een medewerker van de gemeente in gesprek te gaan. Zij heeft van deze mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt.
7.3. Dat het pand van [appellante] een monumentaal pand is doet aan wat hiervoor onder 7.1 is overwogen niet af. Niet gebleken is dat de wijziging van de exploitatievergunning in strijd is met wettelijke bepalingen die ertoe dienen monumenten te beschermen.
7.4. Gezien het voorgaande was de wijziging van de exploitatievergunning van [vergunninghouder] rechtmatig. Dat heeft tot gevolg dat de geconstateerde overtreding gelegaliseerd is en de burgemeester niet meer bevoegd was handhavend op te treden.
8. Het betoog slaagt niet.