ABRvS 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:272 – Afdeling matigt boetes BSO met 50% vanwege “cumulatie van overtredingen” die leidt tot onevenredig hoge boete.

6.3.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de geconstateerde overtredingen in beginsel afzonderlijk beboetbaar zijn. Er is sprake van elf overtredingen, omdat er op elf dagen te weinig beroepskrachten zijn ingezet. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat [appellante] er tussentijds voor had kunnen zorgen dat de overtreding niet nogmaals zou worden begaan. Van [appellante] mocht extra waakzaamheid worden verwacht, omdat er in het verleden al meerdere overtredingen van de BKR zijn geconstateerd bij BSO [naam opvang]. Dat het college, ondanks de geconstateerde recidive, heeft afgezien van het verhogen van de boetes, kan worden gezien als een vorm van matiging. Toch acht de Afdeling het, anders dan de rechtbank, niet evenredig om de voorgeschreven boete van € 5.000,00 per overtreding met de elf geconstateerde overtredingen te vermenigvuldigen. De onbeperkte cumulatie van overtredingen leidt in dit geval tot een onevenredig hoog boetebedrag. Daarbij kent de Afdeling betekenis toe aan de hoge mate van samenhang tussen de bij BSO [naam opvang] geconstateerde overtredingen. De overtredingen zijn begaan vanuit dezelfde onjuiste aanname van de locatiemanager bij het opstellen van de personeelsroosters. Verder zijn de overtredingen gedurende een korte aaneengesloten periode van minder dan een maand begaan. De Afdeling acht ook van belang dat er telkens maximaal één beroepskracht te weinig is ingezet, maar dat daarvoor in de plaats wel een vrijwilliger aanwezig was. De Afdeling ziet in deze omstandigheden aanleiding om het totaalbedrag van de boetes met 50% te matigen. Het bedrag van € 27.500,00 dat overblijft, is nog steeds aanzienlijk en daarvan gaat een voldoende bestraffende werking uit. In het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel ziet de Afdeling geen aanleiding om de boete (verder) te matigen. In de zaken waar [appellante] naar verwijst, ging het om een kinderopvang in plaats van een BSO. De afwijking van de BKR was in die gevallen, in tegenstelling tot wat hier bij [appellante] aan de orde is, van korte duur in verhouding tot de opvangduur.

6.4.    De Afdeling is dus van oordeel dat de opgelegde boetes in dit geval leiden tot een onevenredige sanctie en dat matiging van de boetes met 50% passend en geboden is. Het college en de rechtbank hebben de boetes ten onrechte niet gematigd. Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124307/201909005-1-a2/