ABRvS 10 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1812 – BO mag na vernietiging BOB door Rb. een nieuwe BOB nemen waarin tot dezelfde uitkomst wordt gekomen (handhaving door oplegging last) maar met een betere motivering.

Heeft het college de uitspraak van de rechtbank in acht genomen?

6.       [appellant sub 2] betoogt dat het college bij het nemen van het besluit van 14 juli 2022 de uitspraak van de rechtbank niet in acht heeft genomen. Volgens haar houdt die uitspraak in dat het college niet mag handhaven.

6.1.    Anders dan [appellant sub 2] veronderstelt, maakt het feit dat de rechtbank het college heeft opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen niet dat het college niet de mogelijkheid had om na een integrale heroverweging ook in het nieuwe besluit op bezwaar vast te houden aan de last onder dwangsom. De opdracht van de rechtbank hield in dat het college aan het nieuwe besluit op bezwaar een voldoende motivering en belangenafweging ten grondslag moest leggen.

6.2.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

6.3.    In het besluit van 14 juli 2022 heeft het college de last uitgebreider gemotiveerd en de betrokken belangen uitdrukkelijk afgewogen. Bij de vraag of de last, naast een geschikte en noodzakelijke maatregel om het beoogde doel te bereiken, ook evenwichtig is heeft het college de belangen van [appellant sub 2] en de huurders van [appellant sub 2] betrokken. Het college is zich ervan bewust dat de last tot gevolg heeft dat vier bewoners zullen moeten verhuizen, terwijl één van de bewoners al meer dan 20 jaar in het pand woont. Het college heeft bij de afweging ook betrokken dat de andere bewoners recenter in het pand zijn komen wonen, waarvan één bewoner pas nadat de last onder dwangsom al was opgelegd. Het college heeft uiteengezet waarom het belang bij handhaving ook in dit geval zwaarder weegt dan het belang van de bewoners in het pand te mogen blijven wonen. Het college heeft daarbij niet alleen gewezen op het algemeen belang bij de naleving van wet- en regelgeving en het voorkomen van precedentwerking. Voor het college is daarnaast en meer in het bijzonder van belang dat het hier niet gaat om een overtreding van geringe aard en ernst en dat omwonenden overlast ervaren. Bij overtreding van de wet dient als regel handhavend te worden opgetreden. Als niet handhavend wordt opgetreden, worden de belangen van omwonenden geschaad. Ook heeft het college in de belangenafweging betrokken dat de handhavingsprocedure al in 2019 is gestart. Volgens het college hebben de bewoners dus al geruime tijd de gelegenheid gehad om een nieuwe woning te zoeken, welke termijn is verlengd in het besluit van 14 juli 2022. Daarin is immers opgenomen dat de overtreding moet zijn beëindigd uiterlijk zes weken na het onherroepelijk worden van het besluit. Op de zitting heeft het college nog aangevuld dat als het de huurders van [appellant sub 2], ondanks serieuze inspanningen, onverhoopt niet lukt om vervangende woonruimte te vinden, het college in het uiterste geval de mogelijkheid heeft om voor een periode van maximaal zes maanden een recreatiewoning beschikbaar te stellen voor bewoning.

Gelet op deze motivering heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat handhavend optreden niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het enkele feit dat de bewoners van het pand moeten verhuizen, handhavend optreden nog niet zonder meer onevenwichtig maakt. [appellant sub 2] heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld die maken dat handhaving in dit geval toch onevenwichtig is. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college van handhaving had moeten afzien.

Het college heeft naar het oordeel van de Afdeling met het besluit van 14 juli 2022 voldaan aan de opdracht van de rechtbank.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:1812