ABRvS 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2678 – wijzigen dakconstructie gebouw geen geringe overtreding. Rb heeft ten onrechte geoordeeld dat handhaving onevenredig is.

4.1.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat handhavend optreden zo onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan in dit geval kon worden afgezien. Anders dan het college in het besluit op bezwaar van 22 november 2018 heeft gesteld, is het zonder de benodigde omgevingsvergunning wijzigen van de dakconstructie van het pand naar het oordeel van de Afdeling geen geringe overtreding. Daarbij betrekt de Afdeling dat de wijziging van de dakconstructie mogelijk gevolgen heeft voor de constructieve veiligheid van het pand en daarmee ook voor de woning van [appellant]. De omstandigheid dat volgens het college de constructieve veiligheid van de kapconstructie met drie statische berekeningen is aangetoond en dat aan het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan, kan op zichzelf geen reden zijn om het verzoek om handhavend op te treden af te wijzen en de belangen van [belanghebbende] zwaarder te laten wegen dan het algemene belang dat met handhaving van de wettelijke voorschriften is gediend. Daarbij merkt de Afdeling op dat [appellant] die berekeningen bovendien gemotiveerd heeft bestreden.

Of aan de normen van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan kan wel van belang zijn voor de vraag of sprake is van concreet zicht op legalisatie en of daarin een bijzondere omstandigheid is gelegen om van handhavend optreden af te zien. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, is voor de vraag of een overtreding van het verbod om te bouwen zonder vergunning kan worden gelegaliseerd, niet vereist dat al een concrete daarop gerichte aanvraag is ingediend. Wel zal aannemelijk moeten zijn dat een dergelijke aanvraag alsnog zal worden ingediend.

Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat [belanghebbende] geen omgevingsvergunning ter legalisering van de gewijzigde dakconstructie hoeft aan te vragen. Zoals ter zitting bij de Afdeling door het college is bevestigd, is aan [belanghebbende] nooit het verzoek voorgelegd een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen. Door deze handelwijze en de weigering om handhavend op te treden wordt [appellant] de mogelijkheid ontnomen om in rechte een oordeel te krijgen over zijn betoog dat de gewijzigde kapconstructie niet voldoet aan het Bouwbesluit 2012. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@123142/201908262-1-r2/