ABRvS 12 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1455 – brief nalv handhavingsverzoek waarin staat dat “het verzoek zal worden toegewezen” + voornemen = geen besluit.
4.2. De Afdeling stelt voorop dat de beslissing van het college van 10 september 2019 geen besluit op het verzoek om handhavend op te treden is. In de brief staat dat het verzoek zal worden toegewezen, en dat er een voornemen tot handhavend optreden aan [vergunninghouder] is gestuurd, waarmee de procedure is gestart. Op 30 augustus 2019 heeft het college daartoe aan [vergunninghouder] een voornemen last onder dwangsom gestuurd.
Deze beslissing moet onderscheiden worden van het besluit van 14 oktober 2019, waarbij de last onder dwangsom is opgelegd. De brief van 10 september 2019 kan niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, omdat deze mededeling niet is gericht op een rechtsgevolg. Hoewel de stichtingen dus terecht hebben gesteld dat het college met de beslissing van 10 september 2019 geen besluit op hun verzoek om handhaving heeft genomen, heeft dit niet tot gevolg dat bij de oplegging van de last onder dwangsom op 14 oktober 2019 een besluit is herroepen, wat nodig is om aanmerking te komen voor een vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte proceskosten.
Het college heeft in het besluit op bezwaar van 19 februari 2020 gereageerd op het bezwaar van de stichtingen. In het besluit op bezwaar is het besluit van 14 oktober 2019 niet herroepen. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb hebben de stichtingen daarom geen recht op vergoeding van de kosten die zij in bezwaar hebben gemaakt. De rechtbank is terecht tot datzelfde oordeel gekomen.
Over het betoog van de stichtingen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in het besluit op bezwaar van 19 februari 2020 had moeten beslissen op hun verzoek om proceskostenvergoeding, overweegt de Afdeling als volgt. In het besluit op bezwaar heeft het college besloten om het bezwaar van de stichtingen ontvankelijk en ongegrond te verklaren in overeenstemming met en onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, inclusief de daarin opgenomen motiveringen. In het advies van de bezwaarschriftencommissie staat onder meer het advies om het verzoek om de proceskostenvergoeding af te wijzen. Het besluit op bezwaar kan daarom niet anders worden gelezen dan dat het er ook toe strekt het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen. Het college hoefde dus in het besluit op bezwaar niet nog uitdrukkelijk te beslissen op het verzoek. Door te concluderen dat de stichtingen inderdaad geen recht hebben op vergoeding van de kosten die zij in bezwaar hebben gemaakt, heeft de rechtbank voldoende gereageerd op het betoog van de stichtingen.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:1455