ABRvS 12 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3681 – Opdracht tot handhaving bij wijze van Vovo gaat nog steeds te ver, hoewel de vzr wel de frustratie van MOB begrijpt.

Beoordeling verzoeken

4.1.    Voor zover MOB verzoekt om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een maatregel op te leggen aan het college, overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet mogelijk is. De bevoegdheid tot het treffen van een voorlopige voorziening in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb ziet op de bevoegdheden van de bestuursrechter in een bodemprocedure. Deze procedure ziet alleen op de ingediende verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening.

Voor zover MOB verzoekt om het college bij voorlopige voorziening op te leggen dat het een besluit strekkende tot handhaving moet nemen, acht de voorzieningenrechter dit nu te verstrekkend. Weliswaar begrijpt de voorzieningenrechter de frustratie van MOB dat door de handelswijze van het college de zaak nu pas weer bij de (voorzieningenrechter van de) Afdeling aanhangig is, maar het is primair aan het college om de belangen van [partij] en het natuurbelang in beeld te brengen en te bezien of handhaving is aangewezen of dat daarvan wordt afgezien na weging van de belangen van [partij] en de belangen die worden gediend met handhavend optreden (het natuurbelang). Gelet op wat partijen daarover hebben aangevoerd, ligt het niet in de rede dat de voorzieningenrechter nu, vooruitlopend op de behandeling van de rechtsvragen in de bodemprocedure, een voorziening treft die ertoe strekt dat het college wordt verplicht handhavend op te treden.

4.2.    Het verzoek van het college wordt afgewezen, omdat het enkele feit dat het zich niet kan verenigen met de uitspraak van de rechtbank onvoldoende reden is om de uitspraak van de rechtbank te schorsen, voor zover daarin de opdracht is gegeven om een nieuw besluit te nemen. Het uitgangspunt is dat aan uitspraken van de rechtbank gevolg wordt gegeven. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd dat onomkeerbare gevolgen kunnen ontstaan, indien het gevolg moet geven aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft geconstateerd dat de belangenafweging gebrekkig is, maar heeft niet geoordeeld dat het college verplicht is handhavend op te treden. Het college kan in een nieuw besluit op bezwaar tot het oordeel komen dat handhavend optreden onevenredig is of dat wel handhavend moet worden opgetreden. Dat een besluit tot handhavend optreden de belangen van [partij] zou raken in die zin dat de bedrijfsvoering zou moeten worden aangepast, kan met een verzoek om voorlopige voorziening in een procedure tegen een besluit dat zou strekken tot handhavend optreden aan de orde worden gesteld. Het bovenstaande betekent dat het college een nieuw besluit op bezwaar zal moeten nemen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3681