ABRvS 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1261 – monsterneming ex artikel 5:18 Awb – monsters wel genomen, maar daarna vernietigd omdat appellant niet binnen 1 maand heeft laten weten een contra-expertise uit te willen uitvoeren. Geen strijd met 5:18 Awb.
7. [appellante] betoogt dat de rechtbank miskent dat zij in haar verdediging is geschaad. Zij heeft geen tegenonderzoek kunnen laten uitvoeren, omdat het dagelijks bestuur fouten heeft gemaakt bij de contra-monsterneming. Het recht op een contra-analyse is weliswaar niet sterk verankerd in artikel 5:18 van de Awb, maar door fouten bij de contra-monsterneming heeft het dagelijks bestuur wel in strijd gehandeld met het beginsel van fair play en het zorgvuldigheidsbeginsel. Nu de deugdelijkheid van de analyse niet meer kan worden gecontroleerd, is van een buiten gerede twijfel vast te stellen verbeurte van de dwangsom geen sprake.
7.1. Uit de constateringsrapporten blijkt dat er op 30 januari 2019 en 7 maart 2019 op verzoek van [medewerker] van [appellante], door de toezichthouders duplo-monsters zijn genomen voor het verrichten van contra-expertise. In het gespreksverslag van 12 april 2019 is vermeld dat uit de administratie van het waterschap en navraag bij Eurofins (het laboratorium voor contra-expertise) en de desbetreffende toezichthouders, is gebleken dat de toezichthouders van het waterschap abusievelijk [medewerker] niet geïnformeerd hebben over de wijze van opdrachtverstrekking aan Eurofins door [appellante]. Vervolgens is aan Eurofins geen opdracht verstrekt voor het analyseren van de desbetreffende duplo-monsters en zijn deze monsters na 1 maand door Eurofins vernietigd, zodat geen contra-expertise heeft plaatsgevonden. Het waterschap heeft hiervoor excuses aangeboden.
7.2. Op grond van artikel 5:18, derde lid, van de Awb neemt de toezichthouder op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald. De Afdeling stelt vast dat er door de toezichthouders op verzoek van [appellante] duplo-monsters zijn genomen en aan Eurofins zijn verstrekt, zodat het dagelijks bestuur op zichzelf niet in strijd met het derde lid van artikel 5:18 van de Awb heeft gehandeld. Het dagelijks bestuur heeft erkend dat het beter was geweest als er ook in dit geval expliciet informatie was verstrekt aan [appellante] over de wijze waarop zij, als opdrachtgever, contra-expertise kon laten uitvoeren. Dit betekent echter niet dat het dagelijks bestuur in strijd heeft gehandeld met het beginsel van fair play en het zorgvuldigheidsbeginsel. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellante] een professionele partij is en uit de stukken blijkt dat zij er in 2016 door de toezichthouders al op is gewezen wat het nemen van een wettelijk contramonster inhoudt. Hoewel [appellante] nu niet actief over de contramonsterprocedure is geïnformeerd, had zij hier dus wel ervaring mee en had zij kunnen begrijpen dat het op haar weg lag om actie te ondernemen. [appellante] heeft in dit kader nog gesteld dat er normaal gesproken formulieren bij haar worden achtergelaten waarmee aan Eurofins opdracht gegeven kan worden. Uit het door haar daartoe overgelegde e-mailbericht van 12 april 2021 volgt echter alleen dat er bij de door het waterschap aan Eurofins overgebrachte contra-monsters overdrachtsformulieren worden gevoegd, maar niet dat er bij [appellante] normaal gesproken opdrachtformulieren worden achtergelaten. Daarbij komt dat indien dit wel zo zou zijn, [appellante] ook daarom op de hoogte had kunnen zijn van de te volgen procedure en had kunnen vragen om nazending van een opdrachtformulier.
De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in haar verdediging is geschaad omdat zij niet uitdrukkelijk is gewezen op de manier waarop van de monsters een contra-expertise kon worden gemaakt.
Het betoog faalt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125693/202004648-1-r1/