ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:163 – is de last zo onduidelijk dat er een BO bij invordering is? LoD is voldoende duidelijk.

11.     [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals genoemd in de conclusie van staatsraad advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152, op grond waarvan niet tot invordering had mogen worden overgegaan. Volgens [appellant] is hier sprake van de situatie als bedoeld in punt 10, onder 1b, onder ii, van die conclusie. Hij wijst erop dat hij op advies van een ambtenaar van de gemeente onderzoek heeft gedaan naar rolluiken in de Haarlemmerstraat, die het college wel zou willen toestaan op zijn perceel. Volgens [appellant] bleek vervolgens dat het college zulke rolluiken ook niet wilde toestaan. Het feit dat (nog) niet aan de last is voldaan, is dus mede het gevolg van de opstelling van het college dat hem op een dwaalspoor heeft gezet. Door desondanks vast te houden aan het invorderen van de dwangsom is volgens [appellant] ook sprake van een situatie waarbij de invordering misbruik van bevoegdheid oplevert, als bedoeld in punt 10, onder 1b, onder iv, van de conclusie.

11.1.  De door [appellant] aangehaalde conclusie van de advocaat-generaal is genomen in zaak nr. 201605406/2/A1, die niet tot een uitspraak heeft geleid omdat het hoger beroep in die zaak is ingetrokken.

11.2.  [appellant] wijst op punt 10 van de conclusie, waar de advocaat-generaal samenvattend weergeeft met welke bijzondere omstandigheden het bestuursorgaan bij het voorbereiden en nemen van het besluit tot invordering rekening moet houden. Onder ii noemt advocaat-generaal de situatie dat het niet (geheel) aan de last voldaan zijn mede aan de overheid ligt, die bijvoorbeeld een onduidelijke last heeft opgelegd. Onder iv staat de situatie dat invordering misbruik van bevoegdheid zou zijn.

In punt 7 onder B van de conclusie zijn deze situaties nader beschreven. Onder 7.2.13 en 7.2.14 van de conclusie gaat de advocaat-generaal in op de onduidelijke last. Het gaat er in die situatie om dat, omdat de last niet duidelijk is, aan de last niet (tijdig) kon worden voldaan. Van die situatie is hier geen sprake. [appellant] verkeerde wellicht voorafgaand aan het handhavingsbesluit in de veronderstelling dat overleg over de uitvoering van het rolluik tot de mogelijkheden behoorde, maar het primaire handhavingsbesluit maakte duidelijk dat het college ook een andere uitvoering van het rolluik niet wenselijk vond. De last zelf was ook duidelijk. Het was voor [appellant] dus duidelijk dat hij het rolluik moest verwijderen om verbeuring van de dwangsom te voorkomen. Er is naar het oordeel van de Afdeling daarom geen sprake van de situatie dat het niet voldoen aan de last binnen de begunstigingstermijn aan het college ligt. Dat het college tot invordering over is gegaan, levert alleen al daarom geen misbruik van bevoegdheid op.

De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat er in zoverre geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van invordering had moeten afzien.

Het betoog slaagt niet.


https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@134892/202106155-1-r3/