ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:189 – bestuurlijke boete wordt gematigd met 50% omdat belang die regeling beschermd niet is geschaad en gemeentelijke website verwarrend was.

Matiging van de boete

5.       [appellante] stelt dat de rechtbank heeft miskend dat de boete gematigd had moeten worden, omdat zij kort na constatering van de overtreding en oplegging van de boete de benodigde omzettingsvergunning heeft verkregen. Uit de verlening van de vergunning maakt [appellante] op dat de boete ongeldig was, omdat kennelijk de schaarste op de woningmarkt juist terug wordt gedrongen door omzetting. Het oordeel van de rechtbank dat de boete mocht worden opgelegd omdat het van belang is dat mensen op de juiste manier vergunningen aanvragen zodat de gemeente inzicht heeft in de woonruimteverdeling en hierop kan sturen, vindt [appellante] onrechtvaardig en niet proportioneel. Bovendien was dit haar eerste wetsovertreding, aldus [appellante].

5.1.    Het college is op grond van artikel 4.2.2 van de Huisvestingsverordening bevoegd een boete op te leggen bij overtreding van artikel 21, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet 2014. Uit bijlage 3, tabel 2, behorende bij artikel 4.2.2. van de Huisvestingsverordening volgt dat de boete € 6.000,00 bedraagt voor het omzetten van woonruimte in maximaal vier kamers. Ingevolge artikel 5:46, derde lid, van de Awb legt het bestuursorgaan, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, niettemin een lagere bestuurlijke boete op, indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2051, onder 3.3, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 5:46, derde lid, van de Awb, die aanleiding geven een boete te matigen.

5.2.    Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, zijn hier omstandigheden aanwezig die aanleiding geven de boete te matigen. De boete is opgelegd naar aanleiding van een adrescontrole, zonder meldingen van overlast. Tegelijk met het voornemen om een boete op te leggen, heeft het college [appellante] in de gelegenheid gesteld om de situatie te legaliseren en een vergunning voor woningonttrekking aan te vragen. [appellante] heeft vervolgens binnen enkele weken een omzettingsvergunning aangevraagd. De omzettingsvergunning is op 4 februari 2019 verleend zonder dat de situatie in de woning was veranderd. In dat besluit heeft het college vermeld dat de omzetting van de woning van [appellante] de schaarste op de woningmarkt terugdringt omdat de omzetting leidt tot een groter woningaanbod. De omzetting naar onzelfstandige woonruimtes heeft dus geen negatief effect gehad op het behoud van de woonruimtevoorraad of de leefbaarheid. Daarnaast heeft het college niet betwist dat [appellante], voordat zij tot omzetting van de woonruimte overging, heeft onderzocht welke mogelijkheden de regelgeving bood voor het verhuren van de woning of delen ervan. Daarvoor heeft zij onder meer de gemeentelijke website geraadpleegd. Deze website kon gemakkelijk tot verwarring leiden, onder meer omdat op de pagina over het verhuren van een woning niet werd verwezen naar de pagina over woningdelen. Hoewel het college terecht stelt dat het van belang is dat een omzettingsvergunning voorafgaand aan de omzetting wordt aangevraagd, zodat het college de gevolgen voor de woonruimtevoorraad en de leefbaarheid van tevoren kan toetsen, zijn er gelet op het voorgaande bijzondere omstandigheden die maken dat een boete van € 6.000,00 hier niet passend is. De Afdeling ziet aanleiding de aan [appellante] opgelegde boete met 50% te matigen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1904, onder 5.2).

Het betoog slaagt.


https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@134967/202105394-1-a3/