ABRvS 18 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3743- Dat werkzaamheden in een aanvraag stonden die BO aan ander bevoegd gezag heeft doorgestuurd, is geen bijzondere omstandigheid om van handhaving af te zien.
Bijzondere omstandigheden
7. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Handhavend optreden kan onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
8. Reimerswaal betoogt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de minister van handhavend optreden had moeten afzien. Zij wijst erop dat Roompot voor het project verschillende vergunningen en ontheffingen heeft aangevraagd. Eén van die aanvragen heeft zij in 2017 bij Rijkswaterstaat ingediend. Alle onderdelen van het project en de daarmee samenhangende werkzaamheden waren in de stukken daarbij opgenomen. Rijkswaterstaat heeft echter nooit eerder aangegeven dat voor de werkzaamheden een ontgrondingsvergunning op grond van de Ontgrondingenwet nodig was. Volgens Reimerswaal is het handhavend optreden daarom in dit geval onevenredig.
8.1. De Afdeling stelt voorop dat het aan Reimerswaal is om wet- en regelgeving in acht te nemen. De Afdeling overweegt verder als volgt. Uit de stukken blijkt dat de door Reimerswaal bedoelde aanvraag uit 2017 een aanvraag was om verlening van een vergunning op grond van de Waterwet voor het uitvoeren van (natuur)maatregelen en het realiseren van een voetgangersbrug. Deze aanvraag was ingediend bij Rijkswaterstaat. De minister heeft aangegeven dat, gelet op de locatie van de strandbrug op de bij het waterschap Scheldestromen in beheer zijnde waterkering, de aanvraag is doorgestuurd naar het waterschap. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de minister zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat er, gelet daarop, op dat moment geen aanleiding bestond om de bij de aanvraag overgelegde stukken te bestuderen. Daarbij heeft de minister verder belang mogen hechten aan het feit dat op het aanvraagformulier het vakje waarmee kon worden aangegeven dat er ontgravingen van gronden zouden plaatsvinden, niet was aangekruist. De Afdeling ziet gelet hierop geen grond voor het oordeel dat Rijkswaterstaat uit de aanvraag had moeten afleiden dat er in de Verdronken Zwarte Polder ontgrondingswerkzaamheden zouden worden verricht, hij Roompot op de hoogte had moeten stellen dat daarvoor een vergunning nodig was en dat, nu hij dat niet heeft gedaan, handhavend optreden jegens Reimerswaal die de werkzaamheden uitvoerde, onevenredig is.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@145697/202201237-1-r3/