ABRvS 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1996 – feit dat overtreder een RIEC-casus is betekent niet dat BO vooringenomen jegens hem is

6.    [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college vooringenomen heeft gehandeld. Hij stelt dat er een verband is tussen de controle op het perceel en het feit dat [appellant] misstanden binnen de gemeente aan de kaak heeft gesteld. Volgens hem heeft het college het initiatief genomen om hem als handhavingsknelpunt aan te laten merken bij het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (hierna: RIEC). Hij voert in dit verband aan dat er onjuiste verklaringen zijn afgelegd door de jurist die door de gemeente is ingeschakeld om kwesties met de familie [appellant] te behandelen. Dit heeft ertoe geleid dat [appellant] ten onterechte als RIEC-handhavingsknelpunt is aangemerkt en dit had de handhavingsactie waarbij ook het Openbaar Ministerie, de burgemeester en de politie waren betrokken, tot gevolg. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college in strijd heeft gehandeld met het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het fair play-beginsel en het verbod van détournement de pouvoir.

[…]

6.1. […] Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de achtergrond van de aanwijzing tot RIEC-handhavingsknelpunt, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Van belang is dat het college ter zitting van de Afdeling heeft toegelicht dat de RIEC-melding de aanleiding vormde voor het onderzoek naar [appellant], maar dat dit niet de basis is van het handhavend optreden. De bevindingen van de controlebezoeken van 11 april 2016 en 14 juni 2016 vormen de grondslag voor het handhavingsbesluit, aldus het college. In de onderhavige procedure gaat het om de vraag of het college handhavend heeft kunnen optreden tegen [appellant]. Of [appellant] terecht als RIEC-handhavingsknelpunt is aangemerkt, is in de onderhavige procedure niet aan de orde.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@122181/201806352-1-r2-en-201810158-1-r2/