ABRvs 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3011 – AirBNB boete: verwijtbaarheid ontbreekt volledig (5:41 Awb) omdat overtreder afging op resultaat eerder controle en memo gemeente Amsterdam + zelf actief een brief schreef aan BO, waarin de situatie werd omschreven, met het verzoek om de situatie te komen inspecteren. Inspectie leverde hem toch een boete op.

“Matiging

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de boete niet heeft gematigd. Hij beschikt inmiddels over een vergunning voor een bed & breakfast. Voor de hoogte van de boete moet gekeken worden naar de meest gunstige bepaling. In de nieuwe huisvestingsverordening, de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, is het boetebedrag voor het schenden van de voorwaarden van de vergunning bepaald op € 10.375,00. De boete moet in ieder geval tot dat bedrag verlaagd worden. Bovendien is er sprake van verminderde verwijtbaarheid. Hij heeft hoogstens aan één van de voorwaarden voor vergunningvrije verhuur niet voldaan, omdat het bed & breakfast gedeelte geen deel zou uitmaken van zijn woonruimte. Hij vertrouwde erop dat zijn indeling wel was toegestaan, vanwege een voorbeeld in de ‘Interne memo voorwaarden B&B’ (hierna: de interne memo) van 18 december 2017. Er is ook nooit overlast veroorzaakt, aldus [appellant].

7.1.    De Afdeling heeft eerder overwogen dat het onttrekken van woonruimte, gelet op de schaarse woningvoorraad en de grote druk op de woningmarkt, een ernstige overtreding is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3403. Daarmee is niet gezegd dat zich daarom geen bijzondere omstandigheden meer kunnen voordoen die aanleiding kunnen geven om de boete te matigen. Dat het boetestelsel wettelijk gefixeerd is en relevante omstandigheden daarin door de gemeenteraad zouden zijn verdisconteerd, doet daar niet aan af. In artikel 5:46, derde lid, van de Awb is bepaald dat, indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan niettemin een lagere boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Ingevolge artikel 5:41 van de Awb wordt geen bestuurlijke boete opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.

7.2.    In dit geval valt [appellant] geen verwijt te maken. Na de controle van 20 november 2017 heeft hij de kookvoorzieningen verwijderd uit de ruimtes die verhuurd werden aan toeristen en het college verzocht om nogmaals te komen controleren. Hij heeft in een brief van 31 januari 2018 geschreven: “Ik wil graag voldoen aan de richtlijnen en verordeningen van de gemeente Amsterdam en ik kijk er dan ook naar uit mijn woonsituatie ongestoord te mogen voortzetten. Graag nodig ik u en / of leden van uw team uit de situatie ter plekke te inspecteren. Nadat er sinds 2014 vier maal een onaangekondigde vroege ochtend inspectie heeft plaatsgevonden kijk ik uit naar een inspectie van de gewijzigde situatie graag in samenspraak met uw team. Ik wil niets liever dan dat alles in orde is volgens de richtlijnen en dat ik mijn leven mag voortzetten zonder angst voor dwangmaatregelen.” [appellant] heeft dus het college op de hoogte gesteld van de situatie en hij was ervan overtuigd dat hij geen vergunning nodig had. In de interne, maar ook algemeen raadpleegbare memo waar [appellant] op stelt te hebben vertrouwd, staat: “Dus de B&B moet onzelfstandig zijn om deel uit te maken van de woning. Als het B&B gedeelte onzelfstandig is en kadastraal tot de woning behoort (dus niet van de buurman is), behoort de B&B tot de zelfstandige woning en voldoet daarmee aan de eisen.” De memo bevat voorts voorbeelden met afbeeldingen en de indeling van de woning zoals [appellant] die heeft, komt op de relevante onderdelen overeen met één van die voorbeelden. Het is gelet daarop niet onaannemelijk dat [appellant] door de memo en in het bijzonder het voorbeeld is bevestigd in zijn overtuiging dat hij aan alle voorwaarden voldeed. Inmiddels heeft hij een vergunning aangevraagd en gekregen voor de bed & breakfast. Het college heeft gesteld dat de aangevraagde indeling afwijkt van de indeling zoals deze feitelijk was op het moment van de controles. Wat daarvan zij, in ieder geval blijkt uit de aanpassing dat [appellant] erop uit was om zijn woning zodanig in te richten dat deze voldoet aan de voorwaarden.

De Afdeling ziet in de handelwijze van [appellant] reden om te oordelen dat de overtreding niet aan hem kan worden verweten. Dat betekent dat geen boete opgelegd had mogen worden.

Het betoog slaagt.”

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2022:3011