ABRvS 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2879 – Opiumwetsluiting van 12 maanden te lang ivm medische omstandigheden bewoners

Duur van de sluiting

5.3.    Daarnaast overweegt de Afdeling als volgt over de duur van de sluiting. De Afdeling volgt [appellante] niet in haar betoog dat een sluiting van een woning voor twaalf maanden in het algemeen onredelijk is. De Afdeling is namelijk van oordeel dat het niet ondenkbaar is dat een dergelijke sluitingsduur afhankelijk van de omstandigheden passend kan zijn. De keuze van de burgemeester voor de sluitingsduur van twaalf maanden in dit concrete geval acht de Afdeling echter onvoldoende gemotiveerd.

5.4.    De burgemeester heeft in het besluit van 14 februari 2019 overwogen dat gelet op het beleid wordt uitgegaan van een sluiting van zes of van twaalf maanden en dat de termijn van twaalf maanden van toepassing is als zich een verwijtbare situatie heeft voorgedaan. De burgemeester heeft hierover ter zitting toegelicht dat de toepassing van de Beleidsregel 2011 in feite hetzelfde is als de Beleidsregel “Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen” uit 2015. Volgens die laatste Beleidsregel wordt in geval van een verwijtbare situatie overgegaan tot sluiting voor de duur van twaalf maanden. Deze interpretatie van de Beleidsregel 2011 verdraagt zich naar het oordeel van de Afdeling niet met de hiervoor onder 5.1 weergegeven tekst over verzwarende omstandigheden zoals de combinatie van indicatoren – en daarmee niet slechts de aanwezigheid van indicator e (verwijtbaarheid) – en het toe te passen maatwerk. De Beleidsregel 2011 schrijft voor dat de sluitingstermijn dient te passen bij het ultimum remedium karakter van het instrument. Er moet, aldus de Beleidsregel, maatwerk geleverd worden. Dit sluit aan bij het in vaste jurisprudentie gehanteerde vereiste dat een woningsluiting (en de termijn daarvan) evenredig moet zijn. In het licht van de vereisten van ultimum remedium, evenredigheid en maatwerk mocht de burgemeester in dit geval niet ervoor kiezen om de woning voor de maximale termijn van twaalf maanden te sluiten. Redengevend hiervoor is het volgende.

5.5.    In de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) is overwogen dat inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden (vergelijk overweging 4.2.2 van de genoemde overzichtsuitspraak).

5.6.    Twee in bezwaar ingebrachte brieven van de huisarts vermelden dat het echtpaar kwetsbaar is en kampt met medische aandoeningen (onder andere suikerziekte, astma en obesitas). In de eerste brief, van 19 oktober 2018, vlak na het primaire besluit, staat dat het kwetsbare mensen zijn, beiden met een lichamelijke aandoening (hij: suikerziekte, zij: astmatische aanleg en (fors) overgewicht). Ze wonen al zeer lang in hun huis, hebben daar een steuncircuit en zijn ‘ingebed’ in de buurt. De huisarts schrijft dat hij vreest dat de kwetsbaarheid die er al is, zal toenemen en dat de woningsluiting forse repercussies zal hebben op de gezondheidstoestand van het echtpaar. In de tweede brief, van 14 januari 2019, de woning was toen circa zes weken gesloten, schrijft de huisarts dat de situatie de mentale en fysieke gezondheid van [appellante] en haar man geen goed heeft gedaan. Hij is somber en is – terwijl hij al bekend was met slijtage van de knie – door de verschillende soms ongemakkelijke plaatsen waar hij slaapt nog pijnlijker gaan lopen. De arts verwacht dat zijn mobiliteit en stemming zullen verbeteren als hij in zijn vertrouwde omgeving terugkomt. Over [appellante] schrijft de huisarts dat zij slecht slaapt, geremd en ook somber is. Haar mobiliteit is verder afgenomen. In de derde verklaring van de huisarts van 3 april 2019, in beroep overgelegd, staat het volgende.

“De situatie waarin het echtpaar [partij] zich bevindt sinds ze gedwongen hun huis uit moesten begint inmiddels sporen na te laten op hun gezondheid. Ze leiden een zwervend bestaan, slapen ‘s nachts bij familie of kennissen, steeds dus op wisselende plaatsen. Ze slapen soms op de grond. Overdag zijn ze vaak in het park dat grenst aan de wijk waar ze woonden. Ze zitten of liggen daar dan de hele dag op banken tot het donker wordt en ze weer een slaapplaats gaan zoeken. Beiden zijn uitgeput, moe en somber door de situatie en hebben toenemend lichamelijke klachten. Beiden zijn analfabeet en hebben sowieso sturing nodig bij complexe situaties, i.c. medische problemen. [partij] is diabeet en gebruikt medicatie. Die neemt hij inmiddels niet altijd in, het overzicht begint te ontbreken. Ook de onregelmatige voedselinname geeft problemen. Met enige regelmaat zijn de suikers laag. Dit heeft, als dit regelmatig gebeurt, negatieve invloed op het functioneren van zijn hersenen, en kan tot ongelukken leiden. Opgemerkt moet worden in dit kader is dat hij degene van het echtpaar is die altijd het initiatief neemt en beslissingen neemt, zijn vrouw is meer volgend. Door het vele lopen heeft hij daarnaast heupklachten en tintelingen in de benen, waarvoor hij pijnstillers gebruikt. Deze pijnstillers zouden gebruikt moeten worden met maagbeschermers omdat er anders kans bestaat op maagbloedingen. Hij begint het overzicht op de juiste inname te verliezen, met alle potentiële risico’s van dien. Tot slot begint zijn bloeddruk op te lopen. Juist bij diabetes is een goede bloeddruk van groot belang omdat er verhoogde kans is op het krijgen van harten vaatproblemen. Mevrouw [partij] heeft door de spanningen en de slechte slaap/ligplaatsen veel last van het houdings- en bewegingsapparaat, van de nek, schouders en rug. Ze slaapt slecht, heeft geen eetlust, is duizelig, en moet vaak overgeven. Ze is wanhopig over situatie en huilt veel. Haar bloeddruk is aanhoudend verhoogd. Ook zij neemt haar medicatie niet trouw in door het verlies aan overzicht. Ik vind de medische situatie van het echtpaar [partij] dermate zeer zorgelijk en dring derhalve aan op een spoedige oplossing van deze casus.”

Uit de verklaringen van de huisarts en de toelichting daarbij op de zitting is bij de Afdeling een beeld ontstaan van in sociaal-maatschappelijk opzicht kwetsbare mensen met gebrekkige kennis van de Nederlandse taal die de grip op het leven en het contact met de buitenwereld steeds meer verloren na sluiting van de woning. Op de zitting bij de Afdeling is onbestreden naar voren gekomen dat [partij] toen de woning gesloten was overdag vaak verbleef in de Ikea, waar hij op enig moment een TIA heeft gekregen. Uit de stukken en de toelichting op de zitting is niet gebleken dat het echtpaar voorafgaand aan en gedurende de periode van sluiting zelf bij de gemeente of de woningbouwvereniging dan wel andere instanties heeft aangeklopt om om hulp te vragen. De vraag rijst of zij daartoe, gelet op hun maatschappelijke kwetsbaarheid, in staat waren en de Afdeling houdt het er op basis van het dossier en de zitting voor dat dat niet zo was. De besluitvorming van de burgemeester geeft er echter geen blijk van dat hij – voor dit specifieke geval van een sociaal en fysiek kwetsbaar echtpaar – heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting voor de duur van twaalf maanden.

Uit de stukken en de zitting bij de Afdeling is verder naar voren gekomen dat de verhuurder, woningbouwvereniging Stichting Mitros, de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. In kort geding heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 januari 2020 de ontruimingsvordering afgewezen vanwege de kwetsbaarheid en dakloosheid van het echtpaar. [appellante] is toen teruggekeerd naar de woning. Er is echter nog geen beslissing in de bodemprocedure over de ontruimingsvordering. In het hoger beroepschrift en op de zitting bij de Afdeling is namens [appellante] onbestreden toegelicht dat Stichting Mitros bij een woningsluiting van twaalf maanden ontruiming van de woning vraagt, terwijl bij een sluitingstermijn van zes maanden ook wel van ontruiming wordt afgezien.

In het verlengde van overweging 4.2.2 van de overzichtsuitspraak is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester bij het bepalen van de termijn van sluiting van de woning van dit kwetsbare echtpaar stil had moeten staan bij de vraag of bij een sluitingstermijn van twaalf maanden vervangende woonruimte aanwezig zou zijn. Hij had hier bij het echtpaar naar moeten informeren. Ook is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester zich onvoldoende heeft afgevraagd of in dit geval de gevolgen van woningsluiting voor de maximale termijn bijzonder zwaar zouden kunnen uitpakken voor dit kwetsbare echtpaar omdat terugkeer in de woning niet mogelijk zou zijn.

5.7.    De woning is gesloten geweest van 4 december 2018 tot 4 december 2019. Inmiddels is meer dan een jaar verstreken. Op de zitting bij de Afdeling is onbestreden toegelicht dat in de bodemprocedure bij het Hof over de ontruiming, gewacht wordt op de uitspraak van de Afdeling, en dat een termijn van sluiting van zes maanden daarin het verschil kan maken. De Afdeling acht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een termijn van woningsluiting van zes maanden in dit geval passender dan de gekozen termijn van twaalf maanden. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Alles in overweging nemend en strevend naar finale geschilbeslechting ziet de Afdeling aanleiding om zelf in de zaak te voorzien op na te melden wijze.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@123440/201905218-1-a3/