ABRvS 2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1159 – BO heeft te snel ingegrepen na asbestbrand. Belanghebbende was in staat om asbest zelf op te ruimen. Geen overtreding.
2.2. Partijen zijn het erover eens dat door de verspreiding van asbesthoudend materiaal, afkomstig van het dak van het bedrijfspand van [appellant], gevaar voor de volksgezondheid en het milieu in de omgeving van het perceel kon ontstaan, zodat spoedige asbestsanering noodzakelijk was.
[appellant] is eigenaar van het bedrijfspand waarin de brand heeft gewoed. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1245) kan een eigenaar van een pand die na het vrijkomen en de verspreiding van asbest ten gevolge van een brand in zijn pand nalaat maatregelen te treffen om de nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken, redelijkerwijs vermoeden dat door dit nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt.
[appellant] betwist niet dat het nalaten van het treffen van maatregelen om de asbestverontreiniging te beperken en ongedaan te maken een overtreding van de onder 2.1 vermelde artikelen oplevert. [appellant] stelt echter dat hij het college heeft laten weten bereid en in staat te zijn om de sanering van de omgeving van het perceel te (laten) uitvoeren. Het college heeft hem echter niet toegestaan om die sanering op zich te nemen. Om die reden is volgens [appellant] geen sprake van een nalaten zoals bedoeld in voormelde artikelen en kan hij niet als overtreder worden aangemerkt.
2.3. Op zaterdag 16 februari 2019 is in de vroege ochtend brand uitgebroken op het perceel van [appellant]. Uit de inzetrapportage Bevolkingszorg van 16 februari 2019 blijkt dat het college om 12:00 uur tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang heeft besloten. Op de zitting is bevestigd dat de sanering, nadat de brand op het perceel was geblust, tussen 15:00 uur en 16:00 uur is gestart. In het bestreden besluit stelt het college dat voor de omliggende percelen werd gevreesd voor de volksgezondheid en dat het potentiële besmettingsbied door de calamiteitendienst werd geschat op 3.600 m2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het zich daarom niet kon veroorloven om [appellant] een begunstigingstermijn te geven voor het saneren van de omliggende percelen. Het college stelt dat [appellant] zich niet heeft verzet tegen de mededeling dat het college de sanering van de omgeving van het perceel zou laten uitvoeren. In reactie hierop heeft [appellant] verklaringen overgelegd van [huurder] van zijn pand, Niels de Zeeuw van Troostwijk Expertises B.V., de salvagecoördinator Eric van Steen en Marcel Haaksman, manager bij Dolmans Milieu Techniek B.V. (hierna: Dolmans). Zoals in het advies van de bezwaarschriftencommissie staat vermeld, blijkt uit de door [appellant] overgelegde verklaringen dat hij rond 08:00 uur, maar ook daarna heeft laten weten bereid en in staat te zijn om de asbestsanering te laten uitvoeren. Daarin werd hij bijgestaan door Niels de Zeeuw die Dolmans al had ingeschakeld voor de asbestsanering. Ook blijkt uit de verklaringen dat [appellant] voor 12:00 uur niet is toegelaten bij gesprekken van de gemeente over de aanpak van de gevolgen van de brand. Uiteindelijk mocht [appellant] onder voorwaarden alleen zijn eigen perceel laten saneren door Dolmans. De sanering van de omgeving van het perceel mocht hij niet op zich nemen.
2.4. Uit wat onder 2.3 is overwogen, blijkt dat [appellant] aan het college heeft laten weten bereid en in staat te zijn om de asbestsanering van de omgeving van zijn perceel op zich te nemen. Dolmans stond klaar om met de sanering aan de slag te gaan. Het college ziet in de offerte van Dolmans van 19 februari 2019 de bevestiging dat Dolmans niet in staat was de sanering ook in de avonduren en weekenden uit te voeren, zodat het naar zijn oordeel terecht zeer spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast. Deze offerte ziet echter op de sanering van het perceel van [appellant]. Daarom kan aan de offerte niet de betekenis worden gehecht die het college daaraan wil geven. Verder heeft het college de door [appellant] overgelegde verklaringen niet gemotiveerd weerlegd. Het enkel op de zitting in twijfel trekken van de verklaringen is onvoldoende. Dat het college vreesde voor een ernstige bedreiging van de volksgezondheid was een reden om de situatie spoedeisend te achten, maar betekent niet dat het college de sanering niet aan [appellant] kon overlaten. Nu [appellant] de sanering van de omgeving op zich wilde nemen en gebleken is dat hij hiertoe in staat was, had het college voorwaarden kunnen verbinden aan de sanering en daarop toezicht kunnen houden. Het college heeft [appellant] echter de mogelijkheid ontnomen om de sanering van de omgeving van het perceel op zich te nemen. Daarom is geen sprake van het nalaten om maatregelen te treffen die redelijkerwijs van [appellant] konden worden gevergd, zoals bedoeld in de artikelen 1.1a, tweede lid, en 10.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Om diezelfde reden is ook geen sprake van een laten voortduren van het gevaar voor de volksgezondheid zoals bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Woningwet. Het college heeft [appellant] daarom ten onrechte als overtreder van deze artikelen aangemerkt.
Het betoog slaagt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125526/202000593-1-r4/