ABRvS 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1145 – overtreder geeft voldoende inzicht in penibele financiële situatie, maar geen reden om invordering van dwangsommen te matigen.

1.       Bij besluit van 1 juni 2017 heeft de burgemeester aan [partij] een last onder dwangsom opgelegd wegens een overtreding van het verbod uit artikel 2:44, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: Apv) om op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

[…]

3.       De bewindvoerder betoogt dat in de situatie van [partij] sprake is van een uitzonderlijk geval zoals bedoeld in de rechtspraak van de Afdeling. De rechtbank heeft volgens de bewindvoerder ten onrechte overwogen dat het feit dat [partij] langere tijd doet over betaling geen reden is om te concluderen dat hij niet in staat is om te betalen. De redenering van de rechtbank is niet geconcretiseerd en niet te volgen en te toetsen. Gelet op de overgelegde stukken is het evident dat hij niet in staat zal zijn om de verbeurde dwangsommen van in totaal € 3.500,00 te betalen. De bewindvoerder verzoekt de Afdeling de hoogte van de dwangsommen verder te verlagen tot € 750,00 en € 500,00.

[…]

7. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan het college de hoogte van de in te vorderen dwangsommen nog lager had moeten vaststellen dan € 1.500,00 en € 2.000,00. De bewindvoerder heeft met het overleggen van het overzicht van de schulden van [partij], het overzicht van de schulden van zijn partner en het budgetplan inzicht gegeven in de financiële situatie. Uit de stukken kan worden afgeleid dat [partij] veel schulden heeft met korte en lange periodes waarbinnen de schulden afgelost moeten worden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is het feit dat hij langere tijd doet over betaling geen reden om te concluderen dat hij niet in staat is om de dwangsommen te betalen. Het ligt, gelet op de onder 6 genoemde bewijslast, op de weg van de bewindvoerder om aannemelijk te maken dat [partij] de dwangsommen niet of niet volledig kan betalen. De enkele stelling dat dit uit de stukken blijkt, is onvoldoende. Met de stukken heeft de bewindvoerder aannemelijk gemaakt dat de dwangsommen zonder meer de financiële situatie van [partij] verder bemoeilijken, maar niet dat evident is dat hij gezien zijn financiële draagkracht niet in staat zal zijn de verbeurde dwangsommen (volledig) te betalen. De bewindvoerder heeft voor de betaling van de dwangsommen al een betalingsregeling getroffen die op 28 juli 2020 is ingegaan en een maandelijks af te lossen bedrag van € 15,00 en € 20,00 inhoudt. Op de zitting in hoger beroep is gebleken dat het aflossen tot op heden volgens afspraak verlopen is. Verder heeft [partij] meerdere schulden met een langere aflossingsperiode en heeft het college juist vanwege de financiële situatie van [partij] de hoogte van de dwangsommen al met 70% en 60% verlaagd.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@130823/202100498-1-a3/