ABRvS 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4723 – Verzoek om HH bij geluidsoverlast. Afwijken van wettelijke regeling ten nadele van overtreder vanwege gestelde onevenredige gevolgen verzoeker om HH kan niet “Een dergelijk invulling van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zou naar het oordeel van de Afdeling op onaanvaardbare wijze in strijd zijn met het beginsel van rechtszekerheid en het legaliteitsbeginsel”. Derden die geen HH verzoek hebben ingediend kunnen toch tegen afwijzing van dat verzoek in bezwaar.
12.4.1.1. Over het evenredigheidsbetoog, overweegt de Afdeling als volgt.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2499, volgt uit de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190, dat als een beroep alleen inhoudt dat toepassing van de bepaling in het voorliggende geval onevenredig uitpakt en daarom buiten toepassing moet blijven, de bestuursrechter het bestreden besluit rechtstreeks aan het evenredigheidbeginsel toetst.
Het betoog van [appellant sub 2A] komt er op neer dat in deze handhavingszaak bij de beoordeling van de vraag of wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden zoals neergelegd in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit, het bepaalde in artikel 2.18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit over het buiten beschouwing blijven van stemgeluid, buiten toepassing moet worden gelaten. Dat zou dan betekenen dat stemgeluid ook meegerekend wordt bij het bepalen of Conexus heeft voldaan aan de geluidgrenswaarden uit artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit en dus dat de herstelmaatregelen ook daarop zouden moeten zien. Deze invulling van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zou meebrengen dat een overtreding, of in dit geval een zwaardere overtreding, wordt aangenomen zonder dat dat voortvloeide uit de wettelijke voorschriften zoals die golden ten tijde van de gedraging. Ook zou deze invulling meebrengen dat in een handhavingsbesluit verdergaande maatregelen kunnen worden gevergd dan tevoren kenbaar uit de wettelijke voorschriften voortvloeiden. Een dergelijk invulling van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zou naar het oordeel van de Afdeling op onaanvaardbare wijze in strijd zijn met het beginsel van rechtszekerheid en het legaliteitsbeginsel, zoals dat voor handhaving ook in artikel 5:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is neergelegd. De Afdeling ziet daarom geen ruimte voor de door [appellant sub 2A] gewenste invulling van het evenredigheidsbeginsel.
Het betoog slaagt niet.
[…]
Hoger beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2B]
18. [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] betogen dat de rechtbank ten onrechte hun beroepen tegen het besluit van 17 juni 2021, waarbij hun bezwaren
niet-ontvankelijk zijn verklaard, ongegrond heeft verklaard. Zij voeren daartoe ten eerste aan dat zij wel mede-indieners waren van het handhavingsverzoek. Ten tweede voeren zij aan dat zij ook in beroep konden komen omdat zij daarnaast zelf ook handhavingsverzoeken hadden ingediend.
18.1. In artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit bezwaar kan maken. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
18.2. Het handhavingsverzoek van 1 juni 2018 is ondertekend door [appellant sub 2A] en [persoon], namens verenigde bewoners van Parc Margriet 9. Het verzoek bevat geen lijst met namen en handtekeningen waaruit blijkt welke bewoners van Parc Margriet 9 daar precies mee bedoeld worden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat hieruit niet kan worden opgemaakt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] ook indieners waren van het handhavingsverzoek. Dat betekent echter niet dat zij geen bezwaar konden maken tegen de afwijzing om handhavend op te treden.
Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ4962, brengt de omstandigheid dat geen handhavingsverzoek is ingediend door degene die bezwaar heeft gemaakt namelijk op zichzelf niet mee dat deze niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij een besluit omtrent het al dan niet toepassen van handhavingsmaatregelen, aangezien een dergelijk besluit niet slechts op verzoek maar, zoals in dit geval, ook ambtshalve door het bevoegd gezag kan worden genomen. Een andere opvatting zou tot het uit een oogpunt van effectieve geschilbeslechting onaantrekkelijke gevolg leiden dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] alsnog een verzoek om handhaving zouden kunnen doen, waarna na een bezwaarprocedure materieel hetzelfde geschil in een aparte procedure aan de bestuursrechter zou kunnen worden voorgelegd.
Aangezien [appellant sub 1] en [appellant sub 2B] ook in het appartementencomplex Parc Margriet 9 wonen en geluidsoverlast ondervinden van het gebruik van het speelterrein, zijn zij belanghebbenden bij het besluit van 25 juli 2018. Zij konden daarom bezwaar maken tegen dit besluit en het college mocht deze bezwaren niet vanwege het ontbreken van belanghebbendheid niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4723