ABRvS 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4729 – Verhuurder woning bestrijdt kostenverhaal opruim wietkwekerij. Is pleger overtreding van art 1a Woningwet. “[appellant] zou alleen niet als overtreder kunnen worden aangemerkt als hij had gedaan wat in zijn vermogen lag om het gevaar te voorkomen dat in deze woning een hennepkwekerij zou worden geëxploiteerd”.

4.       [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college hem terecht als overtreder heeft aangemerkt en dat het daarom de kosten van de bestuursdwang op hem mocht verhalen. Volgens [appellant] kon het college de handelingen van de huurder niet aan hem toerekenen. Hij wijst er in dit verband op dat het OM hem niet als verdachte heeft aangemerkt. Dit betekent dat hij niets te maken had met de strafbare feiten die in de woning zijn begaan. [appellant] wijst er verder op dat hij niet wist dat er een hennepkwekerij in de woning was. Hij had voor het inrichten van een kwekerij ook geen toestemming gegeven. Volgens [appellant] mocht hij ervan uitgaan dat de huurder betrouwbaar was. [appellant] stelt dat hem verder ook geen verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft de woning meermaals bezocht, voor het laatst begin 2020, toen hij reparaties in de badkamer moest verrichten. Hierna begon de coronapandemie en was het lastiger de woning te bezoeken. De rechtbank is hier geheel aan voorbijgegaan. De rechtbank is er ook aan voorbijgegaan dat zowel het huisrecht als het gezinsleven van de huurder wordt beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Hierdoor was en is [appellant] als verhuurder beperkt in zijn mogelijkheden de woning te controleren. [appellant] wijst er, ten slotte, op dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de besluitvorming van het college in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP).

4.1.    Het college heeft [appellant] terecht als overtreder aangemerkt en heeft de kosten van bestuursdwang op hem mogen verhalen. De Afdeling overweegt hiertoe dat artikel 1a, tweede lid, van de Woningwet, zoals die bepaling ten tijde van belang luidde, is gericht tot “een ieder die een bouwwerk (…) laat gebruiken”. Diegene moet ervoor zorgen dat “als gevolg van dat (…) gebruik (…) geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt”, althans “voor zover dat in diens vermogen ligt”. Het was [appellant] die zijn woning als verhuurder liet gebruiken door een huurder die een hennepkwekerij exploiteerde. [appellant] zou alleen niet als overtreder kunnen worden aangemerkt als hij had gedaan wat in zijn vermogen lag om het gevaar te voorkomen dat in deze woning een hennepkwekerij zou worden geëxploiteerd. Het lag op de weg van [appellant] om dit aannemelijk te maken. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat hij dit niet heeft gedaan. De rechtbank is, anders dan [appellant] stelt, uitgebreid ingegaan op de verschillende omstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd. De Afdeling schaart zich achter wat zij over deze omstandigheden onder 5.2 van haar uitspraak heeft overwogen. In aanvulling hierop overweegt de Afdeling nog dat huurders weliswaar worden beschermd door artikel 8 van het EVRM, maar dat dit niet betekent dat [appellant] geen afspraken met zijn huurder had kunnen maken en toezicht had kunnen houden op zijn woning. Ook de door de Nederlandse overheid afgekondigde maatregelen in verband met de coronapandemie stonden er niet aan in de weg dat [appellant] toezicht kon houden. Voor zover [appellant] een beroep doet op artikel 1 van het EP overweegt de Afdeling dat [appellant] niet heeft weten te verduidelijken waarom de besluitvorming van het college een inbreuk op deze bepaling oplevert. Uit het voorgaande volgt dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college de kosten van bestuursdwang niet op [appellant] mocht verhalen omdat die kosten “redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen”, zoals bedoeld in artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.

Het betoog slaagt niet.

5.       Voor zover [appellant] betoogt dat hij onevenredig hard wordt geraakt door de besluitvorming van het college overweegt de Afdeling dat [appellant] alleen omstandigheden heeft aangevoerd die voor eenieder op wie kosten van bestuursdwang worden verhaald nadelig zijn. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij onevenredig hard wordt getroffen door het kostenverhaal en de Afdeling is ook verder niet gebleken dat het college het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4729