ABRvS 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3868 – 24 jaar wachten met handhaving nog steeds niet onevenredig.

7.1.    Zoals uit overweging 6 volgt, kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. Voor de belangenafweging in deze zaak is van belang dat artikel 5:26a van de Apv geen mogelijkheid kent voor de verlening van een ligplaatsvergunning, waarmee in afwijking van het verbod ligplaats kan worden ingenomen. Eerdere Apv’s kenden die mogelijkheid van een ligplaatsvergunning wel. Verder is het niet zo dat, zoals [appellant] stelt, met de kajuitboot in het verleden op legale wijze ligplaats is ingenomen. Zoals uit overweging 6.3 hiervoor volgt, heeft de Afdeling in haar uitspraak van 3 september 2008 uitdrukkelijk vastgesteld dat [appellant] geen vergunning op grond van de Apv had om, ondanks het verbod, ligplaats met de kajuitboot in te nemen. Gelet hierop is ook de conclusie van [appellant] dat hij een gebruiksrecht zou hebben, omdat in het bestemmingsplan geen gebruiksbeperking is opgenomen, niet juist. Dat de vader van [appellant] gelijk heeft gekregen in de uitspraak van 3 september 2008 is niet een zwaarwegend belang, omdat de vader slechts gelijk heeft gekregen op het punt van de maximale lengte van een af te meren kajuitboot op grond van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat het belang van [appellant] om ook buiten het recreatieseizoen ligplaats met de kajuitboot in te nemen niet opweegt tegen het algemeen belang van het handhaven van artikel 5:26a van de Apv. Dat met betrekking tot de kajuitboot van [appellant] geen sprake zou zijn van verrommeling of illegale bewoning, maakt op zichzelf de situatie van [appellant] niet zo uitzonderlijk dat het college zou moeten toestaan dat deze kajuitboot in strijd met artikel 5:26a van de Apv, een algemeen verbindend voorschrift, ligplaats inneemt. Zo kon het college ook oordelen dat het feit dat met de kajuitboot al een tijd ligplaats wordt ingenomen aan het perceel, niet leidt tot zo’n uitzonderlijke situatie, ook niet in samenhang met het hiervoor gestelde omtrent het ontbreken van verrommeling of illegale bewoning. Het college heeft daarover ter zitting van de Afdeling verklaard dat het weliswaar lang met handhaving heeft gewacht, maar dat dit te maken heeft met prioritering. Volgens het college is het probleem van overlast in de winterperiode sinds 2015 steeds verder toegenomen en toen is besloten actiever te gaan handhaven. In die periode is ook de Apv gewijzigd. Daarvoor, in 1998 en 2008, was de situatie op het water anders, aldus het college. Naar het oordeel van de Afdeling heeft handhavend optreden voor [appellant] bovendien geen onevenredige gevolgen. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] over de gevolgen verklaard dat hij minder gebruik kan maken van zijn perceel c.q. zijn kajuitboot. Dat is niet genoeg voor de conclusie dat de gevolgen van handhaving, te weten dat met de kajuitboot in de winterperiode tijdelijk geen ligplaats mag worden ingenomen aan het perceel, onevenredig zijn. De rechtbank heeft dan ook terecht geen reden gezien om het besluit van 29 augustus 2019 te vernietigen.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@134399/202104696-1-a3/