ABRvS 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3880 – Wordt aan last tot verwijderen “terrasoverkapping” ook voldaan door alleen lamellen te verwijderen? Wethouder zegt telefonisch ‘ja’, maar last zelf is voldoende duidelijk dat hele overkapping weg moet. Last voldoende rechtszeker.
Beoordeling van het hoger beroep van het college
9. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de last onvoldoende concreet is omschreven. Het voert in dit verband aan dat de in 2017 geplaatste constructie in haar volle omvang moet worden beschouwd en functioneel en bouwkundig onlosmakelijk met elkaar is verbonden. Het gehele systeem is ook in één keer geplaatst. Volgens het college is de last duidelijk omschreven en hoefde Badhuys Vlieland niet in het duister te tasten over wat zij moest doen om aan de last te voldoen.
9.1. De rechtbank heeft overwogen dat de omschrijving van de last voor meerdere uitleg vatbaar en om die reden zodanig onduidelijk is dat die last in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat onduidelijkheid is blijven bestaan over de vraag of aan de last is voldaan door de lamellen te verwijderen uit de terrasoverkapping van het strandpaviljoen. Zij heeft hierbij verwezen naar de verklaring van Badhuys Vlieland op zitting dat uit telefonisch contact met de verantwoordelijk wethouder is gebleken dat kon worden volstaan met de verwijdering van de lamellen uit de terrasoverkapping, terwijl het college ter zitting heeft benadrukt dat de opgelegde last ziet op de verwijdering van de gehele terrasoverkapping, inclusief de ombouw van het terras.
9.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, vereist het rechtszekerheidsbeginsel dat een last zodanig duidelijk en concreet geformuleerd wordt dat degene tot wie de last is gericht niet in het duister hoeft te tasten over wat gedaan of nagelaten moet worden om de overtreding te beëindigen. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1218.
9.3. In december 2017 heeft een toezichthouder geconstateerd dat een constructie op het terras van het strandpaviljoen werd geplaatst. Bij zijn verslag zitten foto’s, waarop de verticale en horizontale elementen te zien zijn. Op het moment van de controle was men bezig de lamellen te monteren, zo staat in het verslag. In het besluit van 10 juli 2018, waarin naar onder meer het verslag van deze controle wordt verwezen, wordt gesproken van een constructie voorzien van lamellen die dienst kan doen als zonwering, maar ook als overkapping. In het besluit wordt verder gesproken over een overkapping. Het college concludeert dat door de overkapping een gebouw is verwezenlijkt dat in strijd is met het bestemmingsplan. Er wordt volgens het college daarom gehandeld in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo. Het college heeft Badhuys Vlieland gelast de terrasoverkapping te verwijderen en verwijderd te houden.
9.4. Uit het besluit blijkt naar het oordeel van de Afdeling voldoende duidelijk dat het college met de in de last gehanteerde term ’terrasoverkapping’ de op het terras gebouwde constructie, bestaande uit verticale en horizontale stalen l-elementen, en de daarin geplaatste lamellen, bedoelt. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het gaat om een constructie die in zijn geheel in één keer is gebouwd en waarvan alle onderdelen functioneel en bouwkundig onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, zoals blijkt uit de beschrijving onder 2. De lamellen kunnen niet zonder de overige delen van de constructie functioneren als zonwering voor het daaronder gelegen terras. Door Badhuys Vlieland te gelasten deze terrasoverkapping te verwijderen, is de last naar het oordeel van de Afdeling niet voor meerdere uitleg vatbaar. De opmerking van de wethouder waarnaar Badhuys Vlieland ter zitting bij de rechtbank verwees, kan, anders dan de rechtbank heeft overwogen, aan die duidelijke omschrijving niet afdoen.
Dat de stalen elementen kunnen worden gebruikt om een stoffen doek als zonwering te kunnen aanbrengen, zoals Badhuys Vlieland betoogt, geeft ook geen aanleiding voor een ander oordeel.
Badhuys Vlieland hoefde naar het oordeel van de Afdeling niet in het duister te tasten over wat zij moest doen om de overtreding te beëindigen. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling daarom van oordeel dat er geen sprake is van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Het betoog slaagt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@134417/202002098-1-r3/