ABRvS 21 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:734 – onduidelijke last geen reden om FRK te doorbreken. ‘Hoe [appellant] aan deze last voldoet, is in eerste instantie aan hem zelf.’
Gronden tegen de last onder dwangsom
8. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie waardoor alsnog beroepsgronden tegen de last onder dwangsom aangevoerd kunnen worden. Daartoe voert [appellant] eerst aan dat er geen sprake is van een overtreding, omdat het hebben van een tweede badkamer of keuken niet ongebruikelijk is voor woningen. Daarnaast is de last onder dwangsom in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit blijkt uit het feit dat de last niet specifiek aangeeft wat precies gedaan moest worden om bijvoorbeeld de keuken of de badkamer te verwijderen.
8.1. Een belanghebbende kan in de procedure tegen de invorderingsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466.
8.2. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat de vraag of het college in de last terecht heeft vastgesteld dat in de oorspronkelijke situatie met zes keukens en badkamers sprake was van meer dan drie wooneenheden en dus een overtreding, niet meer aan de orde komen in het beroep tegen het invorderingsbesluit. Dat de last in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is omdat deze niet specifiek aangeeft wat precies gedaan moest worden om bijvoorbeeld de keuken of de badkamer te verwijderen is ook iets wat [appellant] tegen de last onder dwangsom had kunnen aanvoeren. [appellant] heeft niet aangetoond dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden waardoor nu, in de procedure over invordering, alsnog gronden naar voren gebracht kunnen worden over de last onder dwangsom. [appellant] heeft bijvoorbeeld niet aangetoond dat er evident geen sprake was van een overtreding of overtreder. Er is dan ook geen sprake van een uitzonderlijk geval als bedoeld in overweging 8.1.
Het betoog slaagt niet.
Voldaan aan de last?
9. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat niet tijdig is voldaan aan de opgelegde last. Daartoe voert [appellant] aan dat hij voldaan heeft aan de eis dat de situatie teruggebracht moest worden naar drie zelfstandige wooneenheden met één voordeur aan de straatkant, en maximaal één keuken en één bad- of douchevoorziening per woning. Dit is bereikt door de essentiële aansluitingen voor de keuken en het toilet in drie wooneenheden te ontkoppelen bij de cv-ketel. Daarnaast zijn de keukenblokken in deze keukens verwijderd en naar een andere ruimte verplaatst. Daardoor konden de drie wooneenheden niet langer als zes zelfstandige wooneenheden worden gebruikt. Dat het sanitair in de badkamers nog aanwezig was en de keukenblokken elders in het pand waren opgeslagen doet daar niet aan af, aldus [appellant].
Voor zover het college van oordeel is dat daarmee nog niet aan de last was voldaan, stelt [appellant] dat het college ten tijde van de controle op
5 februari 2018 had moeten aangeven wat er nog uitgevoerd moest worden om aan de last te voldoen. Dan had [appellant] tijdens deze controle de aanvullende werkzaamheden kunnen uitvoeren. Het was [appellant] niet duidelijk wat hij dan wel moest doen om aan de last te voldoen en hij vindt het daarom onterecht dat hij de dwangsom van € 30.000 moet betalen.
9.1. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat [appellant] niet tijdig aan de last heeft voldaan.
9.2. Het betoog van [appellant] dat de last (hem) niet duidelijk was, slaagt niet. Uit de last volgt namelijk duidelijk dat uiterlijk op 31 januari 2018 het aantal zelfstandige wooneenheden teruggebracht moest worden van zes naar drie. Daarbij heeft de rechtbank terecht de last zoals die in het besluit van 3 november 2017 is gegeven als uitgangspunt genomen.
9.3. Hoe [appellant] aan deze last voldoet, is in eerste instantie aan hem zelf. In de last van 3 november 2017 wordt een indicatie gegeven op welke wijze aan de last zou kunnen worden voldaan, namelijk door te zorgen dat er maar drie wooneenheden zijn met een eigen toegangsdeur, die van binnen en van buiten op slot kan worden gedaan en met maximaal één bad- of douchevoorziening en één keuken per wooneenheid. Het is dus niet aan de toezichthouders om tijdens een controle aan te geven wat er nog moet worden uitgevoerd om aan de last te voldoen. Het betoog van [appellant] dat hij niet aan de last kon voldoen omdat deze onduidelijk was, volgt de Afdeling daarom ook niet.
9.4. Ook het betoog dat [appellant] aan de last heeft voldaan slaagt niet. De Afdeling stelt vast dat er tijdens de controle van 5 februari 2018 nog zes cv-ketels, zes buitendeuren, zes badkamers en de aansluitingen van zes keukens aanwezig waren. Ook waren de ruimtes aan de achterzijde niet bij de woningen aan de voorzijde getrokken en in gebruik genomen. Deze woonruimtes stonden leeg. Door het maken van een doorbraak tussen twee wooneenheden en het plaatsen van een tussendeur, die niet op slot kan, en het verwijderen van de keukenblokken, waarbij de aansluitingen van het water en gas zijn ontkoppeld, waren de zes aanwezige wooneenheden nog onvoldoende van elkaar gescheiden. Onder die omstandigheden oordeelt de Afdeling dat er nog altijd sprake was van zes zelfstandige wooneenheden en dat daarom niet aan de last is voldaan.
De Afdeling stelt ten slotte vast dat ten tijde van de controle op 5 februari 2018 de dwangsom al van rechtswege was verbeurd. De termijn om aan de last te voldoen liep namelijk tot en met 31 januari 2018. Om die reden hadden aanvullende werkzaamheden van [appellant] tijdens of na de controle op 5 februari 2018 geen invloed gehad op het verbeuren van de dwangsom. Het uitvoeren van extra werkzaamheden na aanwijzingen van de toezichthouders had [appellant] in zoverre dus niet kunnen baten.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:734