ABRvS 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2734 – Afronden kostenverhaal naar boven mag niet. Alleen daadwerkelijk gemaakte kosten zijn verhaalbaar.

2.3.    Naar het oordeel van de Afdeling kan de overgelegde kostenberekening niet als toereikende onderbouwing van de door het college verhaalde kosten dienen, alleen al omdat volgens die berekening de verhaalbare kosten € 199,57 bedragen, terwijl een bedrag van € 200,00 op [appellante] is verhaald. Het verhalen van een hoger bedrag dan de kosten van de bestuursdwang is niet mogelijk en een bevoegd gezag kan dus ook niet meer verhalen dan het bedrag dat het zelf als de maximaal te verhalen kosten heeft berekend. Ook niet door dat bedrag naar boven af te ronden, zoals het college hier wellicht heeft gedaan, omdat ook dan meer wordt verhaald dan de (verhaalbare) kosten van de bestuursdwang. Voor zover het college in het besluit van 26 december 2021 en het verweerschrift heeft gesteld dat de daadwerkelijke kosten van de bestuursdwang hoger zijn dan € 200,00 en dat met dat bedrag slechts een deel van die kosten wordt verhaald, overweegt de Afdeling dat het college daarmee lijkt te suggereren dat uit coulance is afgezien van het verhalen van kosten die op zich wel verhaalbaar waren. In de kostenberekening staat echter duidelijk dat het bedrag van € 199,57 overeenkomt met de verhaalbare kosten, oftewel de maximaal te verhalen kosten, en dat de andere daarin genoemde kosten niet verhaalbaar zijn.

Nu het college, gelet op het voorgaande, een hoger bedrag heeft verhaald dan gelet op de eigen kostenberekening mogelijk was, komt het besluit van 21 februari 2022 alleen daarom al voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling komt niet toe aan de vraag of het college met de kostenberekening voldoende heeft onderbouwd dat alle kosten die zijn vervat in het bedrag van € 199,57 kunnen worden aangemerkt als verhaalbare kosten van de bestuursdwang en, zo ja, of die kosten niet onredelijk hoog zijn. Wel merkt de Afdeling in zoverre op dat de overgelegde kostenberekening uitsluitend een specificatie bevat van de gestelde kosten, zonder inzichtelijke onderbouwing van de hoogte van de respectievelijke kostenposten. Het college zal opnieuw op het bezwaar van [appellante] moeten beslissen en in het nieuwe besluit moeten motiveren waarom het bedrag van € 199,57 overeenkomt met de verhaalbare kosten van de bestuursdwang en niet onredelijk hoog is. De Afdeling gaat ervan uit dat het college [appellante] in dat verband nog een gelegenheid zal bieden om op de opbouw van dat bedrag te reageren.

Het betoog slaagt.


ECLI:NL:RVS:2022:2734, Raad van State, 202201193/1/R4 (rechtspraak.nl)