ABRvS 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1741 – nieuwe evenredigheid. (Verdere) sluiting woning vanwege illegale prostitutie niet noodzakelijk nu verhuur woning na constatering is gestaakt en ook andere maatregelen zijn getroffen.

Beoordeling hoger beroep

5. In hoger beroep gaat het alleen nog over de evenredigheid van de door de burgemeester overeenkomstig het Schiedams Prostitutiebeleid 2016 bevolen verdere sluiting van de woning waardoor de totale duur van de sluiting op drie maanden kwam. Het gaat in hoger beroep dus niet meer over de sluiting van de woning met toepassing van spoedeisende bestuursdwang voor de duur van twee weken.

6. In de uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, onder 7.10, heeft de Afdeling overwogen dat, als de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, de bestuursrechter de belangenafweging die ten grondslag ligt aan besluiten zal toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De bestuursrechter zal daarbij niet langer het willekeurcriterium voorop stellen. De toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is afhankelijk van een veelheid van factoren en verschilt daarom van geval tot geval. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid spelen daarbij een rol, maar de toetsing daaraan zal niet in alle gevallen op dezelfde wijze kunnen plaatsvinden. Zo maakt het verschil of het gaat om een algemeen verbindend voorschrift, een ander besluit van algemene strekking of een beschikking en ook of het gaat om een belastend besluit, een begunstigend besluit of een besluit met een hybride karakter. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door onder meer de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn.

6.1. Voor gevallen waarin het bestreden besluit berust op een discretionaire bevoegdheid die is ingevuld met beleidsregels, is van belang dat artikel 3:4, tweede lid, van de Awb ook voor beleidsregels geldt. Als de (on)evenredigheid van het bestreden besluit tussen partijen in geschil is en dat besluit in zoverre mede op een beleidsregel berust, toetst de bestuursrechter, al dan niet uitdrukkelijk, ook de evenredigheid van de beleidsregel. Als de beleidsregel zelf niet onrechtmatig is, toetst de bestuursrechter het bestreden besluit aan artikel 4:84 (slot) van de Awb, luidende “tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen”. Daarbij gelden dezelfde maatstaven als bij rechtstreekse toetsing van een besluit aan de norm van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Onder ‘bijzondere omstandigheden’ in artikel 4:84 worden zowel niet in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden als reeds in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden begrepen. Als sprake is van strijd met artikel 4:84 (slot) van de Awb, wordt het bestreden besluit wegens schending van die bepaling vernietigd.

6.2. Uit dit beoordelings- en toetsingskader volgt dat de noodzakelijkheid van de verdere sluiting een rol speelt bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling volgt de burgemeester daarom niet in het betoog dat nu in hoger beroep niet is opgekomen tegen de overwegingen van de rechtbank over de noodzakelijkheid van de verdere sluiting dit in hoger beroep niet meer aan de orde kan komen bij de beoordeling van de evenredigheid van de verdere sluiting. Daarbij komt dat de rechtbank alleen over de spoedsluiting voor twee weken heeft geoordeeld dat deze noodzakelijk en evenredig was. Ook volgt uit dit kader dat met inachtneming van alle relevante omstandigheden van dit geval moet worden beoordeeld of de gevolgen van de verdere sluiting voor [wederpartij] onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Anders dan de burgemeester stelt, is het dus niet zo dat alleen moet worden beoordeeld of sprake is van een zeer uitzonderlijk geval waarin van verdere sluiting had moeten worden afgezien.

6.3. De burgemeester mocht bij het sluiten van de woning meewegen dat de woning in een wijk ligt waarin het woon- en leefklimaat onder druk staat, dat de eigenaar van een woning verantwoordelijk is voor wat er in die woning gebeurt en dat uit de verklaringen van de prostituees en een kort buurtonderzoek is gebleken dat er in ieder geval 25 klanten zijn geweest die voor enige overlast hebben gezorgd. Toch is een verlenging van de sluiting tot drie maanden in dit geval niet evenredig. Hiervoor is met name van belang de relatief korte duur dat de woning als bordeel werd geëxploiteerd. De prostituees verbleven vanaf 15 oktober 2019 in de woning. De burgemeester betwist niet dat de periode dat er sekswerk werd verricht vier dagen heeft geduurd. Daarnaast moet worden meegewogen dat [wederpartij], nadat zij ermee bekend werd dat in haar woning een bordeel was aangetroffen, hier direct melding van heeft gedaan bij de politie en Airbnb. Alle overige boekingen zijn direct geannuleerd. [wederpartij] heeft zich op 21 oktober 2019, dus drie dagen nadat in haar woning een illegaal bordeel werd aangetroffen, uitgeschreven bij Airbnb. Zij heeft het recidiverisico daarmee aanzienlijk beperkt. De burgemeester heeft niet duidelijk gemaakt waarom toch, ook na de sluiting voor twee weken, nog loop van klanten naar de woning te verwachten viel en van een dergelijke loop is ook niet gebleken. Het is niet aannemelijk dat het adres van [wederpartij] in advertenties op het internet was vermeld als adres waar seksuele diensten werden aangeboden. Met het vertrek van de prostituees uit de woning meteen na de spoedsluiting en de onmiddellijk door [wederpartij] getroffen maatregelen was in een mogelijk gevaar voor herhaling geen noodzaak gelegen om in dit geval tot verdere sluiting over te gaan.

6.4. Daarnaast heeft [wederpartij], voordat zij haar woning voor de eerste keer via Airbnb ging verhuren, een aantal maatregelen genomen om problemen bij de verhuur te voorkomen. Zij heeft op 11 oktober 2019 via Whatsapp de gemeente gevraagd waar zij de regels voor het verhuren van een woning via Airbnb kon terugvinden. [wederpartij] heeft er verder voor gekozen om te verhuren aan iemand met een aantal positieve reviews en iemand die haar identiteitsbewijs heeft laten verifiëren door Airbnb. Hoewel daar beperkte betekenis aan toekomt wegens de mogelijkheden tot misbruik, blijkt daaruit wel dat zij geprobeerd heeft zorgvuldig te handelen. Van belang is ook dat de burgemeester te kennen heeft gegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat [wederpartij] zelf betrokken was bij of wist van de exploitatie van het illegale bordeel dat in haar woning is aangetroffen. Ten slotte heeft [wederpartij], om de rust in de straat terug te laten keren, haar buren een brief gestuurd waarin zij uitleg heeft gegeven over het incident.

6.5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gevolgen van de verdere sluiting van de woning voor drie maanden in dit geval onevenredig zijn voor [wederpartij] in verhouding met de door de burgemeester in zijn besluit van 1 november 2019 genoemde doelen. Gelet op wat onder 6.3 en 6.4 is overwogen, dienen de belangen van [wederpartij] in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van de burgemeester bij verdere sluiting van de woning.

Het betoog slaagt niet.


https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@131621/202105310-1-a3/