ABRvS 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:553 – standaardoverweging evenredigheid – sluiting woning van 20 weken evenredig.

6. Op 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1468, hebben staatsraden advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven en mr. P.J. Wattel een conclusie genomen over de vraag met welke intensiteit de bestuursrechter bestuurlijke maatregelen moet toetsen en wat daarbij de betekenis is van het evenredigheidsbeginsel.

6.1. In de uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285), onder 7.10, heeft de Afdeling aan de hand van de conclusie overwogen dat als de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, de bestuursrechter de belangenafweging die ten grondslag ligt aan besluiten zal toetsen aan de norm die is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De bestuursrechter zal daarbij niet langer het willekeurcriterium voorop stellen. De toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is afhankelijk van een veelheid van factoren en verschilt daarom van geval tot geval. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid spelen daarbij een rol, maar de toetsing daaraan zal niet in alle gevallen op dezelfde wijze kunnen plaatsvinden. Zo maakt het verschil of het gaat om een algemeen verbindend voorschrift, een ander besluit van algemene strekking of een beschikking en ook of het gaat om een belastend besluit, een begunstigend besluit of een besluit met een hybride karakter. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt bepaald door onder meer de aard en de mate van de beleidsruimte van het bestuursorgaan, de aard en het gewicht van de met het besluit te dienen doelen en de aard van de betrokken belangen en de mate waarin deze door het besluit worden geraakt. Naarmate die belangen zwaarder wegen, de nadelige gevolgen van het besluit ernstiger zijn of het besluit een grotere inbreuk maakt op fundamentele rechten, zal de toetsing intensiever zijn.

6.2. Voor gevallen waarin het bestreden besluit berust op een discretionaire bevoegdheid die is ingevuld met beleidsregels, is van belang dat artikel 3:4, tweede lid, van de Awb ook voor beleidsregels geldt. Als de (on)evenredigheid van het bestreden besluit tussen partijen in geschil is en dat besluit in zoverre mede op een beleidsregel berust, toetst de bestuursrechter, al dan niet uitdrukkelijk, ook de evenredigheid van de beleidsregel. Als de beleidsregel zelf niet onrechtmatig is, toetst de bestuursrechter het bestreden besluit aan artikel 4:84 (slot) van de Awb, luidende “tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen”. Daarbij gelden dezelfde maatstaven als bij rechtstreekse toetsing van een besluit aan de norm van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Onder ‘bijzondere omstandigheden’ in artikel 4:84 worden zowel niet in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden als reeds in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden begrepen. Als sprake is van strijd met artikel 4:84 (slot) van de Awb, wordt het bestreden besluit wegens schending van die bepaling vernietigd.

6.3. De Afdeling zal het hoger beroep bespreken met inachtneming van dit beoordelings- en toetsingskader en het meer specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet, zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak).

[…]

–         Gevolgen van de sluiting

8.3.    In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet, ook de gevolgen daarvan moeten worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoners de woning moeten verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Als de bewoner een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen, dient dat te worden meegewogen. Daarbij is van belang in hoeverre die bewoner zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester de mogelijkheden van vervangende huisvesting te betrekken in de beoordeling. Ook financiële schade, bijvoorbeeld wegens de kosten van vervangende woonruimte, kan een gevolg zijn dat bij de beoordeling moet worden betrokken.

8.4.    Met de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat niet is gebleken dat [appellanten] een zodanig bijzondere binding hebben met de woning, dat van hen niet verlangd kan worden tijdelijk elders te verblijven. Niet is aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige medische problematiek, dat zij niet tijdelijk in een andere woning kunnen verblijven. Verder heeft de burgemeester toegelicht dat in Kerkrade en nabije omgeving sprake was van voldoende woningaanbod en dat [appellanten] zowel in de particuliere sector als de sociale sector op zoek kunnen naar tijdelijke vervangende woonruimte. Dat een verhuizing voor hen belastend is wegens hun gezondheid, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid om van sluiting van de woning af te zien. Dat geldt ook voor het door [appellanten] gedane beroep op het coronavirus. Niet is gebleken dat het voor hen niet mogelijk was op een verantwoorde manier op zoek te gaan naar vervangende woonruimte.

8.5.    Het betoog van [appellanten], dat de sluiting van de woning voor de duur van 20 weken onevenredig is, slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@129908/202006952-1-a3/