ABRvS 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1701 – buurvrouw heeft geen belang bij handhaving tegen schutting omdat zij geen feitelijke gevolgen ondervindt nu er tussen haar en de schutting “volktuinen met daarbij behorende bebouwing en beplanting” liggen en zij geen zicht heeft.
Is [appellante] belanghebbende bij haar verzoek om handhavend optreden?
7. [appellante] betoogt dat de rechtbank haar ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt bij haar verzoek om handhavend op te treden tegen de schuttingen L en M. Zij stelt gevolgen van enige betekenis van deze schuttingen te ondervinden vanwege het zicht dat zij op de schuttingen heeft, de invloed op haar woon- en bedrijfsklimaat en het feit dat zij dagelijks langs de schuttingen rijdt. Zij stelt dat zij in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:449, het voordeel van de twijfel behoort te krijgen, mede gelet op de vele overtredingen begaan door NSV in haar directe omgeving.
7.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] geen belanghebbende is bij haar verzoek om handhavend op te treden tegen de schuttingen L en M.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] geen feitelijke gevolgen van enige betekenis ter plaatse van de woning en tuin ondervindt van de schuttingen L en M. De rechtbank heeft daarbij terecht betrokken dat [appellante] vanuit de woning of tuin niet of nauwelijks zicht heeft op de schuttingen L en M. Daarbij is het volgende van belang. De afstand vanaf de woning tot schutting L is ongeveer 100 meter en tot schutting M ongeveer 520 meter. Tussen de woning van [appellante] en de schuttingen L en M staan een loods, bomen en/of bosschages. De omstandigheid dat [appellante], als zij van en naar de woning rijdt, de schuttingen L en M mogelijk kan zien, leidt niet tot een ander oordeel, gelet op de aard en omvang van de bouwwerken. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien [appellante] het voordeel van de twijfel te geven. Ook ziet de Afdeling met de rechtbank geen aanknopingspunten om haar als belanghebbende aan te merken vanwege de vele wijzigingen en ontwikkelingen die plaatsvinden op de gronden in gebruik door NSV en die volgens [appellante] niet los kunnen worden gezien van de plaatsing van allerlei schuttingen. Of [appellante] belanghebbende is bij eventuele toekomstige besluitvorming of verzoeken om handhaving ten aanzien van de gronden in gebruik door NSV, zal van geval tot geval beoordeeld dienen te worden.
Over het gebruik door [appellante] van de percelen 11409 en 11410 overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1671, wordt belanghebbendheid in beginsel bij besluiten krachtens de Wabo aangenomen bij bewoners en eigenaren, en ook bij anderszins zakelijk of persoonlijke gerechtigden van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat of dat gelijk te stellen is met een aangrenzend perceel. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. De Afdeling stelt vast dat de percelen 11409 en 11410 grenzen aan het perceel 8467 waarop schutting L staat. Weliswaar maakt [appellante] ook gebruik van delen van de percelen 11409 en 11410, maar tussen de door haar gebruikte perceelgedeelten en schutting L liggen volkstuinen met de daarbij behorende bebouwing en beplanting, die in gebruik zijn van derden. [appellante] heeft vanaf de door haar gebruikte perceelgedeelten geen zicht op schutting L. Ook anderszins ondervindt zij geen feitelijke gevolgen van schutting L. Omdat uitgesloten is dat zich feitelijke gevolgen voordoen, heeft de rechtbank [appellante] ook in zoverre terecht niet als belanghebbende bij haar verzoek om handhavend op te treden tegen schutting L aangemerkt.
Het betoog faalt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1701