ABRvS 24 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2001 – 10% aannemersvergoeding en 8% algemene kosten bij kostenverhaal bestuursdwang onvoldoende gemotiveerd. College mag het nog een keer proberen.
Kosten van bestuursdwang
5. Melvert betoogt dat het college de kosten die het redelijkerwijs heeft moeten maken bij de toepassing van bestuursdwang niet correct en deugdelijk gemotiveerd heeft vastgesteld. In de eerste plaats voert Melvert aan dat het college de kosten voor het reinigen van leidingen en luchtkanalen niet op haar kan verhalen, omdat de last niet strekt tot het reinigen van leidingen en luchtkanalen. In de tweede plaats voert Melvert aan dat de saneringswerkzaamheden onnodig lang hebben geduurd en dat een kostenopslag van 10 procent en een post “Algemene kosten” van 8 procent niet zijn te herleiden tot werkelijk gemaakte kosten.
5.1. Gelet op het besluit van 9 februari 2017 gaat de last onder bestuursdwang over het saneren van de mestputten, de mestroosters en de mest. Omdat uit dat besluit niet volgt dat de last ook gaat over het reinigen van leidingen en luchtkanalen en het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat leidingen en luchtkanalen onderdeel uitmaken van de mestputten, is de Afdeling van oordeel dat het college de kosten die het voor deze werkzaamheden heeft gemaakt ten onrechte op Melvert heeft verhaald.
In zoverre slaagt het betoog.
5.2. De Afdeling overweegt dat Melvert niet heeft onderbouwd wat de invloed van de tijdsduur van de saneringswerkzaamheden was op de hoogte van de gemaakte kosten. Ook op de zitting heeft zij dit desgevraagd niet nader onderbouwd.
In zoverre slaagt het betoog niet.
5.3. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de kostenopslag van 10 procent moet worden beschouwd als een forfaitaire verhoging voor kosten die samenhangen met onderaanneming, omdat als gevolg van onderaanneming vaker overlegmomenten hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee niet aangetoond dat het hier gaat om werkelijk gemaakte kosten. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de overgelegde facturen niet valt af te leiden hoe vaak dergelijke overleggen hebben plaatsgevonden en wat daarvan de kosten zijn geweest. Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat uit de post “Algemene kosten” van 8 procent niet kan worden afgeleid dat het hier om werkelijk gemaakte kosten gaat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat hierin niet is gespecifieerd tot welke activiteiten deze kosten zijn te herleiden. Dit betekent dat het besluit van 23 september 2020 in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet deugdelijk is gemotiveerd.
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:2001