ABRvS 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1906 – toepassing spoedeisende bestuursdwang 7 dagen na asbestbrand aanvaardbaar gelet op omstandigheden van het geval.
4.3. Partijen zijn het erover eens dat asbest een gevaarlijke stof is en dat de verspreiding van asbestdeeltjes als gevolg van de brand op het perceel nadelige gevolgen voor het milieu heeft en risico’s voor de gezondheid met zich brengt, zodat een zo spoedig mogelijke asbestsanering noodzakelijk was.
4.4. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college op 8 juni 2018 niet in redelijkheid met toepassing van artikel 5:31, eerste lid, van de Awb tot spoedeisende bestuursdwang heeft kunnen besluiten. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het college op 1 juni 2018, de dag van de brand, het bedrijf Compas Asbestmanagement de opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een asbestinventarisatie. Het college heeft vervolgens op 4 juni 2018 opdracht gegeven voor het aanvullend inventariseren op de mogelijke aanwezigheid van asbesthoudende toepassingen. Uit het rapport van 4 juni 2018 (hierna: het rapport) volgt dat bij de brand van 1 juni 2018 asbest is vrijgekomen en aanbevolen wordt om de toepassingen door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf te laten saneren.
In het besluit van 8 juni 2018 heeft het college erop gewezen dat toezichthouders van de gemeente [appellant] meerdere keren hebben gesommeerd om een plan van aanpak te overleggen, maar dat hij tot op dat moment geen actie heeft ondernomen. Ook staat in het besluit dat het college van de tussenpersoon van de verzekeringsmaatschappij van [appellant] het bericht heeft ontvangen dat zijn lopende verzekeringspolissen mogelijk de ontstane brandschade en de opruimwerkzaamheden van het asbest niet dekken. Verder staat in het besluit dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voornemens is om de verdere gevolgen van de asbestbrand op een andere wijze dan via zijn verzekeringsmaatschappij te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken en dat hierdoor het gevaar voor de volksgezondheid en veiligheid sinds 1 juni 2018 onverminderd voortduurt. Gezien de ernst van de verontreiniging en de weervoorspelling bestaat volgens het college een reële en acute dreiging voor verdere verspreiding van het asbest, met alle nadelige gevolgen van dien voor het milieu, de veiligheid en de volksgezondheid. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd in zoverre geen aanknopingspunten om aan het standpunt van het college dat op 8 juni 2018 sprake was van een spoedeisende situatie die het toepassen van bestuursdwang zonder voorafgaande last rechtvaardigde, te twijfelen. De verwijzing van [appellant] naar de uitspraken van de Afdeling en het CBb leidt niet tot een ander oordeel. In tegenstelling tot de onderhavige situatie, hebben die uitspraken betrekking op situaties waarin het niet zeker was dat de overtreders niet de noodzakelijke maatregelen zouden treffen, indien hun dat door middel van een last zou worden aangezegd.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126577/202002476-1-r3/