ABRvS 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277 – nieuwe feiten over evenredigheid sluiting ten onrechte niet meegewogen bij BOB = vernietiging. Dat sluiting op basis daarvan al voor de BOB was opgeheven doet er niet toe.

De evenredigheid van het besluit

5.       [appellant] betoogt dat hem niets valt te verwijten. Ook was de sluiting niet evenredig, gelet op de persoonlijke omstandigheden van [appellant] en zijn zoontje. Zijn zoontje is getuige geweest van de mishandeling van zijn moeder voor haar huis, waardoor hij door een psycholoog behandeld werd op het adres van [appellant]. Door de sluiting moest de behandeling plaatsvinden bij de moeder. De behandelend psycholoog en het Wijkteam hebben aangegeven dat de behandeling niet goed ging, op grond waarvan de burgemeester heeft besloten de sluiting op te heffen, aldus [appellant].

5.1.    Door de sluiting van de woning kon de behandeling van het zoontje van [appellant] niet meer bij hem thuis plaatsvinden. De behandelend psycholoog heeft in een ongedateerde brief opgemerkt dat behandeling bij de moeder thuis angstklachten veroorzaakte bij het zoontje, omdat daar de mishandeling van de moeder heeft plaatsgevonden. Verder heeft het Wijkteam op 10 september 2020 naar voren gebracht dat het voor het zoontje niet wenselijk was dat [appellant] op wisselende adressen verbleef.

5.2.    [appellant] heeft op 5 oktober 2020 de burgemeester verzocht de sluiting op te heffen. In dit verzoek heeft [appellant] de adviezen van het Wijkteam en de psycholoog bijgevoegd. De burgemeester heeft op 30 november 2020 besloten de sluiting op te heffen op grond van deze adviezen. Het besluit op bezwaar van 9 december 2020 is dus genomen toen deze adviezen al bij de burgemeester bekend waren en hij al had besloten de sluiting op te heffen. In het besluit op bezwaar heeft de burgemeester het advies van de bezwaarschriftencommissie gevolgd dat een sluiting van 6 maanden evenredig was. De burgemeester heeft ter zitting desgevraagd niet verduidelijkt waarom de adviezen van de psycholoog en het Wijkteam voor het besluit op bezwaar onvoldoende waren om van handhaving van de sluiting van 6 maanden af te zien, terwijl deze adviezen kort daarvoor reden waren tot opheffing van de sluiting over te gaan. Een bestuursorgaan moet in een besluit op bezwaar zijn eerdere besluit heroverwegen op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging. Door in zijn besluit van 9 december 2020 voorbij te gaan aan de adviezen van de psycholoog en het Wijkteam en zijn besluit van 30 november 2020 heeft de burgemeester gehandeld in strijd met dit uitgangspunt. Door enerzijds op 30 november 2020 de sluiting op te heffen en anderzijds op 9 december 2020 de sluiting van zes maanden te handhaven heeft hij bovendien tegenstrijdige besluiten genomen. De rechtbank is hier ten onrechte aan voorbij gegaan. Alleen al hierom ziet de Afdeling aanleiding het hoger beroep gegrond te verklaren en de aangevallen uitspraak te vernietigen. Het overige wat [appellant] over de evenredigheid van de sluiting van zes maanden heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.

Voor het oordeel dat de resterende sluiting van ruim vier maanden onevenredig is ziet de Afdeling geen grond. Hierbij betrekt de Afdeling dat, voor zover [appellant] niet op de hoogte was van wat zich in zijn woning afspeelde, hem dit te verwijten valt. Van [appellant] mocht worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeerde over het gebruik dat van de woning werd gemaakt. Door beter toezicht te houden had [appellant] redelijkerwijs kunnen weten wat er in de woning gebeurde.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.

7.       Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de burgemeester van 9 december 2020 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Nu de burgemeester inmiddels de sluiting heeft beëindigd, hoeft hij niet alsnog een nieuw besluit op bezwaar te nemen.


https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@135042/202200153-1-a3/