ABRvS 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:782 – Dat college bereid was om “denken over oplossingen” betekent niet dat overtreder ervan uit mocht gaan dat er geen overtreding is.

Print deze pagina

10.     Met de voorzieningenrechter is de Afdeling van oordeel dat het college er terecht vanuit is gegaan dat [appellant] in strijd met artikel 2.10, eerste lid, van de APV heeft gehandeld en terecht tot handhaving is overgegaan. De overwegingen van de voorzieningenrechter, die tot dit oordeel hebben geleid, worden onderschreven. Daaraan wordt nog het volgende toegevoegd.

10.1.  Zoals de Afdeling in haar overwegingen hiervoor heeft weergegeven, hebben er gesprekken tussen gemeenteambtenaren (en ook de burgemeester) en [appellant] plaatsgevonden, waarbij de regels en de situatie ter plaatse aan de orde zijn geweest. Ook op de zitting bij de rechtbank zijn de van toepassing zijnde regels en de situatie ter plaatse besproken. Voor [appellant] moet dus duidelijk zijn geweest wat de regels, ook over de vrije doorgang, waren en dat deze regels waren overtreden.

Volgens het proces-verbaal van deze zitting was het college bereid om mee te denken over een oplossing voor de situatie van [appellant]. Namens het college is op deze zitting gezegd dat een opstelling van vier bloembakken, verderaf van de gevel dan 80 cm en vrije zijkanten bespreekbaar is, maar dat deze opstelling nog nader moest worden onderzocht. Anders dan [appellant] in hoger beroep heeft betoogd, is namens het college dus niet toegezegd dat deze opstelling daadwerkelijk mogelijk zou zijn. In zijn schriftelijke uiteenzetting in hoger beroep heeft het college overigens toegelicht waarom deze opstelling bij nader inzien niet voldoet.

De voorzieningenrechter heeft de bereidheid van het college om tot een oplossing te komen ten overvloede in haar uitspraak opgenomen om partijen te bewegen om voor de toekomst tot een gezamenlijke oplossing te komen. Maar gelet op wat hiervoor is overwogen, kon [appellant] aan de bereidheid van het College om mee te denken over oplossingen niet de verwachting ontlenen dat geen sprake was van een overtreding of dat de besluiten van het college onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Temeer omdat het college op de zitting bij de rechtbank steeds bij het standpunt is gebleven dat sprake was van een overtreding. De Afdeling volgt hem daarom niet in zijn betoog dat het college in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:782

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *