ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2860 – Besluit op bezwaar zonder besluit op hh verzoek in dit geval wél Awb-besluit, maar onvolledig. Bg termijn om hoger beroep af te wachten niet redelijk – overtreding kon eerder worden opgeheven. Controle frequentie niet voldoende
Besluiten in de zin van de Awb en begunstigingstermijn
10. [ appellant sub 3] betoogt dat de beslissingen van 5 september en 19 oktober 2022 geen besluiten zijn in de zin van de Awb, omdat deze niet op rechtsgevolg zijn gericht. Over de beslissing van 5 september 2022 voert hij aan dat bij een toegewezen handhavingsverzoek dit gemotiveerd moet worden met een opgelegde last onder dwangsom. Door dit na te laten ontbreekt het rechtsgevolg en is er geen sprake van een besluit. Een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom is onvoldoende, zo stelt [appellant sub 3]. Over de beslissing van 19 oktober 2022 voert hij aan dat gelet op de bewoordingen in die beslissing er geen last is opgelegd, maar dat het meer de status van een waarschuwing of vooraankondiging heeft. Ook als wel sprake is van een besluit in de zin van de Awb, is het besluit van 19 oktober 2022 in strijd met de rechtszekerheid, omdat er geen concrete begunstigingstermijn is opgelegd, zo stelt [appellant sub 3].
10.1. In de beslissing van 5 september 2022 concludeert het college dat handhavend moet worden opgetreden tegen een aantal op het perceel aanwezige bouwwerken die zonder omgevingsvergunning zijn opgericht en dat aan de overtreder een voornemen tot last onder dwangsom wordt opgelegd. Naar het oordeel van de Afdeling is de beslissing van 5 september 2022 onvolledig, omdat daarin alleen de gemaakte bezwaren (deels) gegrond worden verklaard zonder dat voor de besluiten van 13 september 2019 een nieuw besluit in de plaats wordt gesteld. Een dergelijk nieuw besluit heeft het college genomen op 19 oktober 2022. Weliswaar heeft [appellant sub 3] op zichzelf terecht betoogd dat de beslissing van 5 september 2022 een onvolledige beslissing op bezwaar is, maar dit laat onverlet dat het gaat om een besluit in de zin van de Awb, nu het strekt tot (hernieuwde) afdoening van de bezwaarschriften waarin een last onder dwangsom is opgelegd. De beslissingen van 5 september 2022 en 19 oktober 2022 moeten namelijk worden beschouwd als samenstellende bestanddelen van één nieuw besluit op bezwaar. Dat de beslissing van 19 oktober 2022 eerst geruime tijd na de beslissing van 5 september 2022 is genomen, doet aan die samenhang niet af en leidt ook niet tot een ander oordeel. Op dit punt verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2843. In de beslissing van 19 oktober 2022 heeft het college [partij C] alsnog gelast om de overtredingen te beëindigen. Daarin staat immers dat binnen een termijn van zes weken de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo dient te worden beëindigd en beëindigd te worden gehouden. Anders dan [appellant sub 3] betoogt, heeft de beslissing hierdoor rechtsgevolg en gaat het ook in dat opzicht om een besluit.
Het betoog faalt in zoverre.
[….]
10.5. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat voor het verwijderen van de bouwwerken de uitspraak van de Afdeling in deze procedure moet worden afgewacht. De omstandigheid dat het college [partij C] de gelegenheid wil geven om in afwachting van de uitkomst van deze procedure nog geen uitvoering aan de last te hoeven geven, doet er niet aan af dat [partij C] de overtreding eerder kan beëindigen. Ten overvloede merkt de Afdeling daarbij op dat ten tijde van het besluit van 19 oktober 2022 in deze procedure nog geen zitting was gepland. De begunstigingstermijn is dan ook afhankelijk gesteld van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling dan ook van oordeel dat ten aanzien van bouwen in strijd met artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb een te lange en onvoldoende concrete begunstigingstermijn is opgenomen.
[…]
11.3. Het college heeft toegelicht dat de minicamping is opgenomen in de controlerondes van toezichthouders met een frequentie van twee keer per week en dat uit deze controles geen overtredingen zijn gebleken. Ter zitting heeft het college nader toegelicht dat bij die rondes is gecontroleerd op overlast in de vorm van geluid, geur en het aantal mensen dat gebruik maakt van de bed & breakfast. Het college heeft aangegeven uit de controlerapportages niet te kunnen achterhalen op wat voor wijze de controles hebben plaatsgevonden.
De Afdeling overweegt dat uit de stukken in het dossier en de toelichting van het college volgt dat na de aangevallen uitspraak van de rechtbank geen gericht onderzoek is gedaan naar de wijze waarop de bed & breakfast de afgelopen tijd in gebruik was door gasten van de minicamping en de wijze waarop de bed & breakfast als zodanig was ingericht. Verder is niet gebleken wanneer de controles hebben plaatsgevonden. In dat verband is van belang dat [appellant sub 2] heeft aangegeven dat hij vooral overlast ervaart in de avonden en weekenden van gasten van de minicamping. Van de verrichte controles heeft het college ook geen controlerapportages overgelegd. Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college niet aantoonbaar voldoende onderzoek heeft verricht naar het gebruik van de bed & breakfast als groepsaccommodatie.
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:2860