ABRvS 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1106 – Wanneer staat strafvervolging in de weg aan een bestuurlijke boete? Stafvervolging wegens hennepkwekerij staat bestuurlijke boete op grond van Huisvestingswet voor hennepkwekerij niet in de weg.
4.1. De rechtbank heeft terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 11 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:736). In die uitspraak lagen precies dezelfde hogerberoepsgronden voor als in deze zaak. De Afdeling ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen.
Een bestuursorgaan legt op grond van artikel 5:44, eerste lid, van Awb geen bestuurlijke boete op indien tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen, dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, blz. 136) volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad over artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht dat overtreding van twee voorschriften pas één feit oplevert als de overtredingen niet alleen feitelijk nauw samenhangen, maar de dader van beide overtredingen een verwijt van dezelfde strekking kan worden gemaakt, dus als de overtreden voorschriften soortgelijke belangen beschermen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Huisvestingswet blijkt dat deze wet met name een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte beoogt te beschermen (Kamerstukken II 1987/88, 20 520, nr. 3, blz. 24). Het doel van de Opiumwet is daarentegen het beschermen van de volksgezondheid. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2561, gaat het dus om verschillende voorschriften die verschillende belangen beogen te beschermen en zijn verschillende bestuursorganen belast met de handhaving ervan. [appellant] betoogt dat het door de Opiumwet te beschermen belang inmiddels is verruimd tot de openbare orde en tot het tegengaan van maatschappelijk ontwrichtende activiteiten. Wat er ook zij van dat betoog, het tegengaan van maatschappelijk ontwrichtende activiteiten is nog steeds een ander belang dan de bescherming van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
In het door [appellant] aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2011 wordt als toetsingsmaatstaf genoemd de juridische aard van de feiten, waarbij onder andere de rechtsgoederen ter bescherming waarvan de delictsomschrijvingen strekken moeten worden betrokken. In het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2015 dat door [appellant] wordt aangehaald, is het feit dat zowel het alcoholslot als de strafrechtelijke vervolging gericht is op het bevorderen van de verkeersveiligheid en beide dus hetzelfde doel hebben van belang voor het oordeel dat er sprake is van dubbele bestraffing. In deze arresten is het door de in het geding zijnde wetten te beschermen belang dus wel doorslaggevend. In de door [appellant] aangehaalde arresten ziet de Afdeling dan ook geen aanknopingspunten voor de stelling van [appellant] dat het belang dat de wetten beschermen niet doorslaggevend is voor de vraag of het om dezelfde gedraging gaat.
Dubbele bestraffing is in dit geval dus niet aan de orde aangezien de gedraging die ten grondslag ligt aan de strafvervolging niet dezelfde is als de gedraging waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
Het betoog faalt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125482/202004783-1-a3/