ABRvS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2147 – gezondheidsproblemen appellant zijn ernstig, maar niet ernstig genoeg dat hij niet kan verhuizen. Geen bijzondere omstandigheid.
3.2. Niet gebleken is dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college had moeten afzien van handhavend optreden. Ten aanzien van de door [appellant], onder verwijzing naar uitspraken van de Afdeling, gestelde bijzondere medische omstandigheden overweegt de Afdeling dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, medische omstandigheden niet dan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen leiden tot het oordeel dat het college van handhavend optreden dient af te zien (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:158). Dat [appellant] te maken heeft met ernstige gezondheidsproblemen is niet in geschil. Ook is niet in geschil dat deze gezondheidsproblemen ten tijde van het primaire besluit in de weg stonden aan het op korte termijn vinden van vervangende woonruimte en/of om een verhuizing te begeleiden. Het staat echter niet vast dat de medische toestand van [appellant] ten tijde van het besluit op bezwaar dermate slecht was dat deze gedurende de opgenomen begunstigingstermijn in de weg stond aan het vinden van vervangende woonruimte en/of om een verhuizing te begeleiden.
Anders dan [appellant] stelt, is deze zaak niet vergelijkbaar met de zaak die voorlag in de uitspraak van 7 november 2018, omdat het college zich in die zaak onder meer op het standpunt had gesteld dat het voornemens was om nieuw beleid te ontwikkelen zodat op termijn waarschijnlijk een persoonsgebonden gedoogbeschikking kon worden verstrekt. Dat is hier niet het geval. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de gezondheidstoestand van [appellant] en dat niet is gebleken dat de medische toestand van [appellant] ten tijde van het besluit op bezwaar zodanig slecht was dat hij niet in staat zou zijn te verhuizen naar een andere woonruimte.
Voor zover [appellant] betoogt dat handhavend optreden door het college in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat het college dit niet doet bij andere bewoners van recreatiewoningen op de camping, is dit tevergeefs. [appellant] heeft geen concrete locaties genoemd waar ook permanente bewoning van recreatiewoningen plaatsvindt en waar niet gehandhaafd wordt, zodat een beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds daarom niet slaagt.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het algemeen belang bij handhaving mocht laten prevaleren boven het belang van [appellant] om in zijn woning te kunnen blijven. Het college hoefde in de door [appellant] gestelde bijzondere omstandigheden geen aanleiding te zien om van handhavend optreden af te zien. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gevolgen voor [appellant] van de last onder dwangsom niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@132166/202101806-1-r2