ABRvS 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2371 – hoogte dwangsom onvoldoende gemotiveerd. Dwangsom gekoppeld aan opbrengst verkoopactiviteit die onderneming niet verricht.

6. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat met betrekking tot de hoogte van de dwangsom geen sprake is van een motiveringsgebrek. Voor zover al sprake was van een motiveringsgebrek had de rechtbank dit voorts met artikel 6:22 van de Awb dienen te passeren, dan wel had zij de rechtsgevolgen van het besluit van 23 juli 2019 in stand moeten laten.

6.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college de dwangsom heeft bepaald op € 60.000,00. Dit bedrag is gebaseerd op de verwachte verkoopprijs. De rechtbank heeft overwogen dat de bedrijfsvoering van Camping en Jachthaven Uitdam ziet op de verhuur (en niet de verkoop) van onder meer trekkershutten. Door de dwangsom te koppelen aan de verwachte verkoopprijs terwijl de Camping en Jachthaven Uitdam zich niet bezig houdt met verkoop van trekkershutten, heeft het college onvoldoende gemotiveerd waarom het bedrag van 60.000,00 redelijk is, te meer nu dit bedrag veel hoger is dan het in het concept-besluit genoemde bedrag van € 2.000,- per week, met een maximum van € 20.000,00.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht de hoogte van de dwangsom onvoldoende gemotiveerd bevonden. De motivering van de hoogte van de dwangsom houdt in het besluit van 23 juli 2019 niet meer in dat de hoogte van de dwangsom naar de mening van het college in redelijke verhouding staat tot de ernst en omvang van de overtreding, de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. In beroep heeft het college voor het eerst verwezen naar de te verwachten verkoopprijs van het bouwwerk en heeft het zich op het standpunt gesteld dat het overkoepelende Europarcs-concern, waar onderhavige camping onderdeel van uitmaakt, ook recreatiewoningen verkoopt. Onbestreden is dat Camping en Jachthaven Uitdam zich niet bezighoudt met de verkoop van trekkershutten, maar slechts met de verhuur daarvan.

Voor het oordeel dat de rechtbank het motiveringsgebrek had moeten passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, dan wel de rechtsgevolgen van het besluit in stand had moeten laten, bestaat gelet op de in beroep door het college gegeven motivering van de hoogte van de dwangsom evenmin grond. De rechtbank heeft kennis genomen van deze motivering van het college en deze als onvoldoende kunnen aanmerken nu deze motivering niet aansluit bij de aard van de bedrijfsvoering van Camping en Jachthaven Uitdam. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat het gebrek met deze motivering niet is hersteld.

Het betoog slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@127252/202004809-1-r1/