ABRvS 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2498 – Is artikel 8.2a Wabo zodanig duidelijk dat bij wonen van woonboot in strijd met BP evident geen sprake van een overtreding is? (Nee)
-uitzonderlijk geval?
6. Een belanghebbende kan in de procedure tegen de invorderingsbeschikking of de kostenverhaalbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466.
6.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er geen overtreding was en dat dit evident is. Hij voert aan dat het gebruik van de woonboot voor permanent wonen was toegestaan op grond van artikel 8.2a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). Dit artikel moet volgens hem ruim worden uitgelegd, omdat het bouwen van een bouwwerk in juridische zin niet te scheiden is van planologisch gebruik in ruime zin.
6.2. Met de inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten is artikel 8.2a aan de Wabo toegevoegd. Artikel 8.2a van de Wabo luidt:
“1. Indien voor het bouwen of gebruiken van een woonboot of een ander drijvend object dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor verblijf voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten krachtens een provinciale of een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is verleend, wordt die vergunning of ontheffing gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, c of d.”
6.3. Gelet op het hiervoor onder 6 weergegeven toetsingskader kan de door [appellant] aangevoerde grond alleen met succes in deze procedure naar voren worden gebracht als evident is dat het gebruik van het woonschip zelf voor permanent verblijf, terwijl het bestemmingsplan deze vorm van verblijf niet toestaat, valt onder het overgangsrecht neergelegd in artikel 8.2a van de Wabo. De Afdeling is van oordeel dat deze evidentie ontbreekt.
Artikel 8.2a, eerste lid, van de Wabo is niet zo duidelijk, dat zonder meer de conclusie moet worden getrokken dat dit artikelonderdeel zo moet worden begrepen dat het gebruik van de woonboot zelf ook onder de gelijkstelling valt. Ook uit de door [appellant] aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 1 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2577, volgt dit niet zonder meer. In die uitspraak ging het niet over het gebruik van de woonboot zelf. De rechtbank is terecht niet tot de conclusie gekomen dat er evident geen overtreding was.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@137998/202102344-1-r3/