ABRvS 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1167 – meerdere grondslagen last toegestaan, wijzigen last in bezwaar toegestaan en als toestemming noodzakelijk is van een ander bestuursorgaan – dan kan dat reden zijn om begunstigingstermijn te (laten) verlengen.

Mocht het college een subsidiaire overtreding aan het besluit ten grondslag leggen?

6.    Het waterschap betoogt dat het college niet subsidiair overtreding van artikel 1.1a van de Wet milieubeheer aan de last onder dwangsom ten grondslag had mogen leggen, omdat een subsidiaire grondslag niet is toegestaan.

6.1.    Het besluit komt er in feite op neer dat het college zich op het standpunt stelt dat het waterschap zowel artikel 13 van de Wbb als artikel 1.1a van de Wet milieubeheer heeft overtreden. De last moet dan ook zo worden opgevat, dat overtreding van beide artikelen daaraan ten grondslag ligt, hetgeen toelaatbaar en niet ongebruikelijk is in het omgevingsrecht.

Het betoog faalt.

Mocht het college de last in het besluit op bezwaar wijzigen?

7.    Het waterschap betoogt verder dat bij het besluit op bezwaar de last niet had mogen worden gewijzigd. Het waterschap wijst erop dat het college de term ‘GBT’ heeft vervangen door ‘TGG’, wat volgens het waterschap ten onrechte suggereert dat er geen sprake was van GBT. Verder had het college niet aan de last mogen toevoegen dat de bodem gesaneerd moet worden tot aan de achtergrondwaarden. Ten slotte heeft het wijzigen van de last in die zin dat het plan van aanpak niet meer bij het college maar bij gedeputeerde staten moet worden ingediend, volgens het waterschap als onwenselijk gevolg dat het voor het halen van de begunstigingstermijn afhankelijk is van de medewerking van een ander bestuursorgaan.

7.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1855, brengen de systematiek en uitgangpunten van de Awb over het beslissen op een bezwaarschrift met zich dat een primair besluit in bezwaar in volle omvang wordt heroverwogen en dat deze heroverweging op recht- en doelmatigheid de gelegenheid biedt fouten te herstellen. Het college mocht dan ook in bezwaar de last concretiseren door te verduidelijken dat de bodem in de oude toestand hersteld is als er is gesaneerd tot de achtergrondwaarden. Verder is bij het primaire besluit ten onrechte de term ‘GBT’ gebruikt in plaats van ‘TGG’ en is per abuis het verkeerde bestuursorgaan aangewezen voor de beoordeling van de te treffen maatregelen. Op grond van artikel 27 van de Wbb gebeurt de beoordeling van de te treffen maatregelen namelijk niet door het college maar door gedeputeerde staten. Dit is geen verzwaring van de last, omdat het waterschap op grond van artikel 27 van de Wbb sowieso al verplicht is om de maatregelen aan gedeputeerde staten voor te leggen. Voor zover het waterschap aanvoert dat dit de mogelijkheid om te voldoen aan de begunstigingstermijn negatief beïnvloedt, verwijst de Afdeling naar hetgeen zij hierover overweegt in overweging 16.1.

Aangezien de gewijzigde last is gebaseerd op dezelfde feitelijke omstandigheden als de in het primaire besluit opgenomen last, mocht het college voornoemde fouten in bezwaar herstellen.

Het betoog faalt.

[…]

16.    Het waterschap betoogt dat de gestelde begunstigingstermijnen te kort zijn. Het waterschap voert aan dat onzeker is wanneer duidelijk is waar de TGG kan worden afgezet. Het college heeft ten onrechte de in het door het waterschap opgestelde stuk van 28 september 2017 genoemde termijnen als uitgangspunt genomen, terwijl de begunstigingstermijn had moeten worden afgestemd op de gelaste activiteiten, aldus het waterschap. Verder voert het waterschap aan dat het kunnen voldoen aan de last afhankelijk is van de medewerking van gedeputeerde staten, hetgeen tijd kost en waar het waterschap geen invloed op heeft.

16.1.    Een begunstigingstermijn mag niet korter of langer zijn dan nodig is om aan de last te kunnen voldoen. Het waterschap heeft niet aannemelijk gemaakt dat niet binnen de gestelde termijn aan de last kan worden voldaan. Het is niet onredelijk dat het college verlangt dat binnen afzienbare tijd maatregelen worden getroffen om de verontreiniging ongedaan te maken en de bodem in de oorspronkelijke toestand te herstellen. Dat het waterschap om te kunnen voldoen aan de last mede afhankelijk is van de snelheid waarmee gedeputeerde staten het plan beoordelen, maakt niet dat de begunstigingstermijn op voorhand te kort is; als gedeputeerde staten hier lang over doen, zou het waterschap verlenging van de begunstigingstermijnen kunnen vragen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2140). Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat ook als er onverhoopt andere problemen ontstaan, bijvoorbeeld door overmacht, het college bereid is de begunstigingstermijnen te verlengen.

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat het waterschap heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college in redelijkheid langere begunstigingstermijnen aan de last had moeten verbinden.

Het betoog faalt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@120972/201900727-1-a1/