ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:314 – Opiumwetsluiting onevenredig, ondanks dat huurder woning wist van hennepplantage die ex-vriend had geplaatst in woning: “Gelet op de kwetsbare positie waarin [appellante] zich bevond, kan er niet van worden uitgegaan dat zij in staat was om te verhinderen wat er in haar woning is gebeurd en kan haar niet worden verweten dat zij geen actie heeft ondernomen toen zij de hennepplantage ontdekte”

Beoordeling van het hoger beroep

Is de sluiting van de woning evenredig?

4.       Het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet is weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak) en in de uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911. In de overzichtsuitspraak staat dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft mogen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning.

5.       Niet in geschil is dat de ex-vriend van [appellante] de hennepplantage buiten haar medeweten en tijdens haar afwezigheid in de woning heeft opgezet en dat [appellante] na terugkomst uit Thailand daarmee geconfronteerd is. In beginsel kan de rechthebbende een verwijt van de overtreding worden gemaakt als deze weet dat in zijn of haar woning een hennepplantage aanwezig is, maar vervolgens geen actie onderneemt, door bijvoorbeeld de politie te bellen. Anders dan de rechtbank, komt de Afdeling onder de in deze zaak gegeven omstandigheden echter tot het oordeel dat [appellante] – ondanks dat zij van de hennepplantage op te hoogte was – geen verwijt van de overtreding gemaakt kan worden.

6.       [appellante] bevond zich in een zeer kwetsbare positie. Ze heeft in het verleden in de schuldhulpverlening gezeten en leeft van een bijstandsuitkering. Uit het medisch dossier van [appellante] en een verklaring van haar huisarts van 4 december 2022 blijkt dat zij sinds 2012 psychische problemen heeft, waaronder depressiviteit en een posttraumatische stressstoornis. De psychische problemen hebben te maken met gebeurtenissen in het verleden. Zij is in haar jeugd door haar vader mishandeld, heeft op haar dertiende haar moeder door zelfmoord verloren, is op haar achttiende in Thailand door zes politieagenten verkracht en is uitgehuwelijkt geweest aan een oudere man van wie ze een kind heeft gekregen. Sinds 2012 heeft [appellante] suïcidale klachten en in 2021 heeft zij een zelfmoordpoging gedaan en is de levenseindekliniek ter sprake gekomen met haar behandelaars, waaronder bij de GGZ. De huisarts schrijft in zijn verklaring daarnaast dat zij eenzaam is, dat ze geen sociaal netwerk heeft en dat zij door gebrek aan weerbaarheid kwetsbaar is voor mensen die het niet goed met haar voor hebben. De psychische problemen en haar kwetsbare positie moeten ook worden meegenomen bij het beantwoorden van de vraag of [appellante] een verwijt van de overtreding gemaakt kan worden.

De burgemeester wijst er weliswaar op dat de medische informatie niet van recente datum is omdat de laatste mutatie in het medisch dossier van 4 februari 2022 dateert, maar gelet op de ernst van de situatie zoals deze uit de beschikbare stukken naar voren komt en de aard en langdurigheid ervan, is niet aannemelijk dat de psychische gesteldheid van [appellante] in de tussenliggende periode wezenlijk veranderd is. De laatste mutatie duidt daar ook niet op, omdat hierin staat dat [appellante] een sombere toekomst ziet, de klachten zijn toegenomen, dat zij suïcidale gedachten ervaart en nadenkt over de levenseindekliniek.

Aannemelijk is dat de ervaringen die [appellante] in Thailand met de politie heeft gehad, haar ervan hebben weerhouden om de hennepplantage bij de politie te melden. In het proces-verbaal van verhoor van [appellante] van 1 november 2022 staat: “Ik durfde niet naar de politie te gaan omdat ik bang was. In Thailand heb ik wel eens problemen gehad met de politie dus daarom was ik bang.” Daar komt bij dat zij werd bedreigd door haar ex-vriend, over wie niet in geschil is dat hij degene is die de hennepkwekerij heeft opgezet en uitgebaat. In hetzelfde proces-verbaal staat daarover dat zij heeft verklaard dat hij gezegd zou hebben dat hij alles in huis kapot zou schoppen als zij de politie zou bellen en dat zij zich bedreigd voelde daardoor. De bedreigingen richtten zich ook op de dochter van [appellante].

Gelet op de kwetsbare positie waarin [appellante] zich bevond, kan er niet van worden uitgegaan dat zij in staat was om te verhinderen wat er in haar woning is gebeurd en kan haar niet worden verweten dat zij geen actie heeft ondernomen toen zij de hennepplantage ontdekte.

7.       Het feit dat [appellante] geen verwijt treft, haar sociale en psychische kwetsbaarheid en de nadelige gevolgen die zij van de sluiting heeft ondervonden, onder andere het verlies van haar woning, wegen zwaarder dan het belang van de burgemeester bij sluiting. Weliswaar heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat de woning een schakel in de productie of distributie van drugs vormde en dat het ging om een ernstige overtreding midden in een woonwijk, maar uit hetgeen de burgemeester heeft aangevoerd, komt niet naar voren dat er sprake was van overlast in de omgeving door loop naar de woning of feitelijke handel in of vanuit de woning. In het proces-verbaal van verhoor getuige van 24 november 2022 staat alleen de volgende verklaring van een omwonende:

“Afgelopen zomer zag ik [persoon] bijna dagelijks bij de [locatie]. In die periode dat ik hem zag zag ik haar niet. [persoon] heeft mij vertelt dat hij haar huisje aan het verbouwen was en dat zij zelf op vakantie was. Hij zij nog: “we gaan het huisje van haar even helemaal opknappen voor haar”. Ik heb er toen helemaal niets achter gezocht. (…) Ik zag dat er in en uit gelopen werd bij die woning. Ik dacht nog “ze zijn aardig bezig”. Ik hoorde ook dat er aardig veel boor geluiden uit die woning kwam en timmergeluiden. (…) Maar ik heb er helemaal niet bij stil gestaan dat men een kwekerij aan het opbouwen was.”

Er zijn verder geen meldingen, verklaringen van omwonenden of waarnemingen van de politie over feitelijke handel in of vanuit de woning of van overlast. Het belang van de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat in de buurt woog daarom minder zwaar.

8.       Gelet op het voorgaande zijn de nadelige gevolgen van de sluiting onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De burgemeester had daarom aanleiding moeten zien om af te zien van het sluiten van de woning.

Het betoog slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:314