Procesbelang
4. Het college betoogt dat appellanten geen belang meer hebben bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. Appellanten hebben bij het college een verzoek ingediend om de lasten onder dwangsom op te heffen, omdat deze lasten sinds 23 september 2021 een jaar van kracht zijn geweest, zonder dat een dwangsom is verbeurd. Bij besluit van 6 maart 2023 heeft het college dit verzoek toegewezen en de lasten onder dwangsom opgeheven op grond van artikel 5:34, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Er kunnen dus geen dwangsommen meer worden verbeurd.
4.1. Appellanten hebben zich op het standpunt gesteld dat zij wel een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. In dat verband hebben zij aangevoerd dat het college bij een eventuele nieuwe handhavingsactie het handhavingsverleden meeweegt. De uitkomst van deze procedure is volgens hen daarom van belang voor de bepaling van toekomstige handhavingsacties.
4.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404, hoeft de bestuursrechter een bij hem ingediend (hoger) beroep alleen inhoudelijk te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het bestreden besluit. In beginsel heeft degene die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn (hoger) beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
4.3. Van het college is op de zitting geen duidelijk antwoord verkregen op de vraag of het handhavingsverleden meeweegt bij de bepaling van de juiste handhavingsactie in de toekomst. Het college heeft op de zitting enerzijds gezegd dat het handhavingsverleden niet meeweegt bij de bepaling van een juiste handhavingsactie, maar anderzijds heeft het op de zitting verklaard dat het toepassing geeft aan de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (hierna: LHSO). Uit de LHSO blijkt dat de handhaver bij het typeren van het gedrag van een overtreder de toezichts- en handhavingshistorie mee moet nemen in de beschouwing. Gelet hierop gaat de Afdeling er bij zijn beoordeling vanuit dat de handhavingsgeschiedenis voor het college wel een rol speelt bij het bepalen van de juiste handhavingsactie.
Appellanten exploiteren een groot aantal tankstations in de regio. Hoewel de lasten onder dwangsom zijn opgeheven, hebben appellanten nog belang bij de beoordeling van hun hoger beroep, omdat bij het bepalen van de juiste handhavingsactie bij een mogelijke overtreding in de toekomst het handhavingsverleden een rol kan spelen. De lasten onder dwangsom zijn weliswaar opgeheven, maar niet met terugwerkende kracht ingetrokken. De Afdeling oordeelt daarom dat appellanten belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
[…]
Wie is overtreder?
7. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er voldoende reden bestaat om naast OK Oliecentrale B.V. ook Clear View B.V., Catom Logistics B.V. en Grow or Go B.V. als overtreder aan te merken. Volgens hen is de enkele hoedanigheid van het zijn van bestuurder van OK Oliecentrale B.V. onvoldoende om zelf ook als overtreder aangemerkt te worden. Dat er sprake is van een concernverwevenheid zou dat niet anders maken. In dat verband is volgens Clear View B.V., Catom Logistics B.V. en Grow or Go B.V. ook relevant dat zij pas door het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom bekend werden met de overtreding. Daaruit volgt volgens hen ook dat zij geen zeggenschap hebben. Verder wijzen zij erop dat zij een veiligheidsbeleid voeren waarin het volgen van opleidingen is verplicht.
7.1. De Afdeling overweegt dat het college een samenstel van omstandigheden ten grondslag heeft gelegd aan zijn beslissing om naast OK Oliecentrale B.V. ook Clear View B.V., Catom Logistics B.V. en Grow or Go B.V. als overtreder aan te merken. Daarbij heeft het college in het bijzonder onderzoek gedaan naar de concernstructuur en daaruit afgeleid dat Clear View B.V. en Grow or Go B.V. gezamenlijk de enige bestuurders zijn van Catom Logistics B.V. en via die rechtspersoon ook de enige bestuurders zijn van OK Oliecentrale B.V. Daarnaast heeft het college daaruit afgeleid dat Clear View B.V. en Grow or Go B.V. via Catom B.V. de enige aandeelhouders zijn van Catom Logistics B.V. en OK Oliecentrale B.V.
Het college heeft in zijn motivering geen keuze gemaakt in de wijze waarop het de (middellijk) bestuurders aanmerkt als overtreders. Het college ziet de overtreders enerzijds als feitelijk leidinggevers of als functioneel plegers, maar ziet anderzijds ook een zodanige vereenzelviging tussen de rechtspersonen dat het alle bestuurders als normadressaat en drijver van de inrichting kwalificeert. Voor geen van deze kwalificaties heeft het college echter een sluitende argumentatie gegeven. Specifiek voor het functioneel plegerschap overweegt de Afdeling dat het college aan de hand van de concernstructuur weliswaar gemotiveerd heeft waarom de (middellijk) bestuurders zeggenschap hadden, maar dat het niet heeft gemotiveerd waaruit dan blijkt dat de (middellijk) bestuurders de overtredingen ook hebben aanvaard. Dat betekent dat het college het besluit van 1 september 2020 in zoverre niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:2707
Leave a Reply