ABRvS 30 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1945 – Geen bewoner? Dan geen beroep op huisrecht en dus geen bescherming tegen onrechtmatige doorzoeking.

Print deze pagina

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

Datum uitspraak: 30 april 2025

Datum publicatie: 30 april 2025

ECLI: ECLI:NL:RVS:2025:1945

Fragment:

Hoger beroep en beoordeling

4.       De Afdeling stelt voorop dat uit de artikelen 8:69 en 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht niet volgt dat de Afdeling in haar uitspraak op alle aangevoerde argumenten afzonderlijk moet ingaan. Hoewel de Afdeling alle argumenten heeft bezien, zal zij zich hierna beperken tot de kern van de naar voren gebrachte gronden.

5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij op het moment van binnentreden van de woning geen bewoner meer was. Zij heeft rechtstreeks belang bij een beroep op bescherming van het woonrecht. Zij voert hiertoe aan dat de rechtbank aldus heeft miskend dat het binnentreden van de woning onrechtmatig was. Zij wijst erop dat de politieambtenaren geen machtiging hadden om de woning binnen te treden en dat er volgens haar ook geen sprake was van informed consent. Zij wijst erop dat zij slechts tijdelijk de woning had verlaten in verband met een verblijf in het buitenland. Zij stond echter wel gewoon nog ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp). Ook lagen er goederen en bezittingen van haar in de woning. Zij had ten tijde van het onderzoek dan ook op generlei wijze de bewoning van de woning prijsgegeven, aldus [appellante].

5.1.    Uit de politierapportage volgt dat de twee vrouwen die op 27 september 2022 in de woning aanwezig waren de politiemedewerkers hebben binnengelaten nadat deze medewerkers hun legitimatie hadden laten zien en het doel van het bezoek hadden meegedeeld. De twee dames hebben verklaard de woning te hebben gehuurd van een vriendin. Vast is komen te staan dat [appellante] sinds augustus 2022 een permanente verblijfsstatus in de Verenigde Staten heeft. Ten tijde van het binnentreden op 27 september 2022 verbleef zij dan ook in de Verenigde Staten. Hoewel de huurovereenkomst op naam van [appellante] stond en zij op het adres geregistreerd stond in de brp, had zij de sleutel van de woning aan een nicht gegeven. Vervolgens is de sleutel in het bezit gekomen van de twee vrouwen  die de toezichthouders in de woning hebben aangetroffen.

Gelet op deze feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat [appellante] op het moment van binnentreden geen bewoner van de woning was. Het enkele feit dat er mogelijk privéspullen van [appellante] nog in de woning lagen en zij nog in de brp stond ingeschreven, maakt dat niet anders. Zij heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij de intentie had om slechts tijdelijk, bijvoorbeeld voor een vakantie, in het buitenland te verblijven.

Nu [appellante] ten tijde van binnentreding geen bewoner was, staat het relativiteitsvereiste in de weg aan een succesvol beroep op een onrechtmatige doorzoeking van de woning (zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022,ECLI:NL:RVS:2022:3008). Zij kan zich dus niet beroepen op de bescherming van het woonrecht. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

Bron: https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:1945

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *