ABRvS 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4363 – Feit dat bestemming houden alpaca’s toestaat, maar niet dat handhavend optreden tegen de schuilgelegenheden die de alpaca’s nodig hebben onevenredig is.
Is handhavend optreden onevenredig?
7. [appellant] betoogt dat het toekennen van een bestemming impliceert dat de rechten die aan die bestemming kunnen worden ontleend, worden gefaciliteerd. Van een zinvol gebruik in overeenstemming met de bestemming is volgens hem dan ook alleen sprake als de daarvoor noodzakelijke bouwkundige voorzieningen ook daadwerkelijk worden toegelaten. Overdekte schuilgelegenheden zijn namelijk noodzakelijk voor het houden van alpaca’s en er is geen schuilgelegenheid elders op het terrein. Het niet toestaan van schuilgelegenheden is in strijd met de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De rechtbank heeft volgens [appellant] onvoldoende gewicht toegekend aan het dierenwelzijn. Dat maakt dat het handhavend optreden onevenredig is.
7.1. De Afdeling stelt voorop dat het college niet bereid is mee te werken aan de legalisatie van de schuilgelegenheden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2568, onder 10.1) volstaat in beginsel dat enkele feit voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering aanwezig is. Verder geldt dat [appellant] een vergunning voor afwijking van het bestemmingsplan had aangevraagd, maar dat die aanvraag bij besluit van 15 juni 2021 is afgewezen. Door de uitspraak van heden, ECLI:NL:RVS:2024:4225, is dit besluit onherroepelijk geworden.
7.2. De rechtbank heeft in de door [appellant] gestelde noodzaak van een schuilgelegenheid terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat handhaving in dit geval onevenredig is. Voor zover de gestelde noodzaak zich voordoet, kan die noodzaak niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid als bedoeld onder 6. Onder verwijzing naar de uitspraak van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:622, onder 14.1) overweegt de Afdeling dat het aan [appellant] als verantwoordelijke voor de alpaca’s is om een oplossing te vinden voor eventuele problemen die ontstaan als de schuilgelegenheden worden verwijderd. De rechtbank heeft voorts terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat handhavend optreden in deze concrete situatie niet in verhouding staat tot de daarmee te dienen doelen. Ten slotte heeft de rechtbank terecht overwogen dat het de keuze is geweest van [appellant] om alpaca’s te houden op een perceel waar op grond van het bestemmingsplan geen schuilgelegenheden zijn toegestaan.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@146432/202307611-1-r2/