ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2077 – Feitelijke overlast in belangrijke mate bepalend voor ruimtelijke uitstraling. Toezichthouder contstateert geen overlast = geen overtreding.

Strijd met het bestemmingsplan?

2.       [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een overtreding, waartegen handhavend kan worden opgetreden. Volgens [appellant] zijn de werkzaamheden die hij met de auto’s op zijn perceel verricht passend binnen de woonbestemming, die aan zijn perceel is toegekend. [appellant] wijst erop dat geen sprake is van bedrijfsmatige werkzaamheden, maar van een hobby. [appellant] heeft daarbij gesteld dat hij zijn tijd graag besteedt aan het opknappen van een specifiek soort oldtimers van het merk Opel. Verder vindt [appellant] dat de ruimtelijke uitstraling van de door hem verrichte activiteiten wel verenigbaar is met de woonbestemming. Daarbij wijst [appellant] erop dat de auto’s doorgaans binnen worden gestald en niet zichtbaar zijn van buiten het perceel. Verder is volgens [appellant] geen sprake van hinder of overlast voor omwonenden.

2.1.    Op het perceel van [appellant] is het bestemmingsplan “Lierop” van toepassing. Aan dit perceel is in dit bestemmingsplan de bestemming “Wonen” toegekend. Op grond van artikel 12.1 van de planregels zijn de voor “Wonen” aangewezen gronden, voor zover hier relevant, bestemd voor:

a. woondoeleinden,

b. aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden.

2.2.    Het staat vast dat [appellant] op zijn perceel hobbymatig personenauto’s opknapt en dat deze activiteit niet valt onder “aan-huis-verbonden beroep” in de zin van artikel 12.1, onder b, van de planregels van het bestemmingsplan “Lierop”.

Het geschil spitst zich toe op de vraag of het hobbymatig opknappen van personenauto’s is toegestaan onder de woondoeleinden, als bedoeld in artikel 12.1, onder a, van de planregels.

2.3.    De vraag of het gebruik van een perceel strijdig is met de woonbestemming moet worden beantwoord aan de hand van de ruimtelijke uitstraling die dat gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft. De Afdeling wijst hierbij op de uitspraak van 9 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:397 (overweging 6.1). De Afdeling merkt hierbij op dat bepalend is of deze uitstraling van dien aard is dat deze niet meer valt te rijmen met de woonfunctie van het perceel als bedoeld in het bestemmingsplan. Binnen dit kader kan het van belang zijn, maar is niet doorslaggevend, of de activiteiten een beroepsmatig of een hobbymatig karakter hebben (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2379, overweging 3.1).

2.4.    Onbetwist is dat [appellant] activiteiten verricht, die bestaan uit het opknappen van personenauto’s. Het staat ook vast dat deze opknapwerkzaamheden van [appellant] geen beroepsmatig of bedrijfsmatig karakter hebben, maar hobbymatig van aard zijn. Verder blijkt uit het eerdergenoemde controlerapport dat vanaf het openbaar gebied niet zichtbaar was dat er op het perceel auto’s opgeknapt worden. Over het standpunt van het college dat het verrichten van de opknapwerkzaamheden (geluids)overlast meebrengt voor omwonenden, heeft [appellant] toegelicht dat hij de hobbymatige activiteiten, voor zover die lawaai zouden kunnen veroorzaken, binnen verricht, zodat daarmee overlast wordt voorkomen.

Het college heeft dit weliswaar betwist, maar het college heeft die betwisting niet onderbouwd en zodoende niet geconcretiseerd dat en waarom er sprake is van overlast als gevolg van de activiteiten die [appellant] op zijn perceel verricht. Hierbij tekent de Afdeling aan dat volgens het eerdergenoemde controlerapport door de toezichthouder geen geluidsoverlast is geconstateerd. Ook anderszins heeft het college niet gestaafd dat er feitelijk sprake is van (geluids)overlast voor omwonenden als gevolg van de hobbymatige activiteiten die [appellant] op zijn perceel verricht. De Afdeling is onder deze omstandigheden – anders dan de rechtbank – van oordeel dat niet is gebleken dat de activiteiten die op het perceel van [appellant] ten tijde van de besluitvorming plaatsvonden wat betreft hun ruimtelijke uitstraling niet zouden passen binnen de daar geldende woonbestemming. Dit betekent dat geen sprake is van strijd met de woonbestemming die op dat perceel rust.

De conclusie is dat het bewijs dat het college ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluitvorming onvoldoende is om te oordelen dat sprake is van een overtreding, waartegen handhavend mocht worden opgetreden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@137503/202003123-1-r4