ABRvS 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2114 – Koppeling last aan overtreding van planregel voor Agrarisch, betekent dat last alleen beperkt is tot dát strijdig gebruik (en niet ook het gebruik in strijd met de bestemming Wonen).

Vallen de gronden met de bestemming “Wonen – 1” onder de last onder dwangsom?

5.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de dwangsom niet van rechtswege is verbeurd, omdat de gronden met de bestemming “Wonen – 1” geen onderdeel uitmaken van de last onder dwangsom. De last strekt er toe om de schuur van ‘het perceel’ te verwijderen en verwijderd te houden. Volgens [appellante] heeft ‘het perceel’ hier alleen betrekking op de gronden met de bestemming “Agrarisch” en niet ook op de gronden met de bestemming “Wonen – 1”. Zij voert daartoe aan dat in de omschrijving van de overtreding in de last onder dwangsom alleen de overtreding van artikel 3 van de planregels is genoemd, dat betrekking heeft op bouwwerken binnen de bestemming “Agrarisch”. Er blijkt volgens haar niet ondubbelzinnig uit de last onder dwangsom dat deze last ook betrekking had op het bouwen op de gronden met de bestemming “Wonen – 1”. Ten slotte stelt zij dat de Afdeling in haar uitspraak van 15 april 2020 ook een onderscheid heeft gemaakt tussen de gronden met de bestemming “Agrarisch” en de gronden met de bestemming “Wonen – 1”. Het college heeft de last onder dwangsom dan ook onaanvaardbaar opgerekt, zo stelt [appellante].

5.1.    De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de dwangsom van rechtswege is verbeurd, omdat de last onder dwangsom ook betrekking had op het bouwen van de schuur op de gronden met de bestemming “Wonen – 1”.

In de eerste zin van de last onder dwangsom heeft het college aangegeven waar de controle is uitgevoerd, namelijk op het perceel kadastraal bekend gemeente Schoorl sectie […] nr. […], plaatselijk bekend [locatie] te Schoorl en dat is vastgesteld dat daar de schuur zonder de vereiste omgevingsvergunning is gebouwd. In de last onder dwangsom is in de paragraaf ‘Overtredingen’ vervolgens uiteengezet dat de schuur is gesitueerd binnen de bestemming “Agrarisch” en dat dit in strijd is met artikel 3 van de planregels, omdat op die gronden alleen bouwwerken zijn toegestaan ten behoeve van de agrarische bestemming. De overtreding is daarbij uitdrukkelijk gekoppeld aan de bestemming “Agrarisch”. De bestemming “Wonen – 1” is in de paragraaf ‘Overtredingen’ niet genoemd en naar het oordeel van de Afdeling kan hierdoor niet ondubbelzinnig worden afgeleid dat de last onder dwangsom ook betrekking heeft op de gronden met de bestemming “Wonen – 1”. Anders dan wat het college op de zitting heeft gesteld, kan dit ook niet worden afgeleid uit de zin in de paragraaf ‘Overtredingen’ dat het bouwen van de schuur zonder omgevingsvergunning een overtreding inhoudt van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. Deze zin heeft overeenkomstig de opbouw en formulering van de overtreding eveneens alleen betrekking op het bouwen van de schuur op de gronden met de bestemming “Agrarisch”.

Daarna is in de last onder dwangsom onder de paragraaf ‘Legalisatie-onderzoek’ weliswaar de opmerking opgenomen dat de schuur niet naar het achtererf kan worden verplaatst, omdat de vergunningsvrije bouwmogelijkheden daar volgens het college al ten volle zijn benut, maar deze opmerking moet worden beschouwd als correctie op de eerdere e-mail van 14 maart 2017, waarin van een andere visie blijk was gegeven. [appellante] kon uit deze informatie in ieder geval niet ondubbelzinnig afleiden dat het college met de last onder dwangsom ook handhavend optrad tegen de bouw van de schuur binnen de bestemming “Wonen – 1”.

Ook in de uitspraak van de Afdeling van 15 april 2020 kan steun worden gevonden voor het oordeel dat [appellante] uit de last onder dwangsom niet ondubbelzinnig kon afleiden dat de last ook betrekking had op een mogelijke verplaatsing van de schuur naar het achtererf binnen de bestemming “Wonen – 1”. Deze procedure ging immers uitsluitend over het bouwen van de schuur op de gronden met de bestemming “Agrarisch” en zijn de gronden met de bestemming “Wonen – 1” niet aan de orde gekomen. De last onder dwangsom heeft naar het oordeel van de Afdeling dan ook alleen betrekking op verwijderen en verwijderd houden van de schuur op de gronden met de bestemming “Agrarisch”. [appellante] heeft de schuur binnen de begunstigingstermijn van deze gronden verwijderd en verwijderd gehouden. Hiermee is aan de last voldaan. De dwangsom is niet verbeurd en het college was niet bevoegd om tot invordering over te gaan. Als het college van mening was dat het zonder omgevingsvergunning bouwen van de schuur op de gronden met de bestemming “Wonen – 1” niet was toegestaan, had het daar met een nieuwe last onder dwangsom tegen op moeten treden en dan had [appellante] de mogelijkheid gehad daartegen op te komen.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@137564/202202213-1-r1/