ABRvS 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:965 – Ook last onder dwangsom ogv Waterwet / Keur impliceert toestemming om die uit te voeren.
3.1. De Afdeling stelt vast dat er geen sprake is van een overtreding waartegen het college handhavend kan optreden, zodat het college het handhavingsverzoek terecht heeft afgewezen. Dit omdat de gemeente de werkzaamheden aan de dijk heeft verricht in het kader van de last onder dwangsom. Deze last onder dwangsom ziet, voor zover hier van belang, op dijkperceel HLG01 B 5026 met nummer 780 aan de zuidzijde van de Weerlanervaart vlakbij de oude manege, schuin tegenover de woning van [appellante]. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen impliceert, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, een gegeven last de vereiste toestemming om aan die last te voldoen (zie onder meer de uitspraken van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1686, 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:169, en 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3590).
Het college heeft toegelicht dat het door [appellante] genoemde incident heeft plaatsgevonden in het aangrenzende dijkvak met nummer 781. Toen er in dijkvak nummer 780 in maart 2018 werkzaamheden werden verricht, bevond zich in dijkvak nummer 781 voornamelijk water. Dit water is volgens het college in 2020 gedempt, als gevolg waarvan drijfzand kan zijn ontstaan. Gelet hierop volgt de Afdeling het college in de stelling dat er geen relatie is tussen het incident in dijkvak nummer 781 en de in het kader van de last onder dwangsom verrichte werkzaamheden in dijkvak nummer 780. Het dempen heeft dus plaatsgehad nadat het college heeft beslist op het verzoek om handhaving, in een ander dijkvak dan waar de last onder dwangsom op ziet. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gemeente in 2018 andere werkzaamheden heeft verricht dan het op grond van de last gehouden was te doen en waarvoor het toestemming had.
Het college heeft ter zitting bij monde van dijkinspecteur Ouwehand toegelicht dat de schade aan het dijkperceel 780 conform de last onder dwangsom door de gemeente is hersteld, de werkzaamheden aan de dijk zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de toestand van de dijk in orde is. [appellante] heeft niet met een rapport van een deskundige of anderszins aannemelijk gemaakt dat de conclusies van het college onjuist zijn dan wel dat de dijk als gevolg van de werkzaamheden is verzwakt. Evenmin ziet de Afdeling aanknopingspunten voor het oordeel dat de door [appellante] genoemde voorgeschiedenis aanleiding is geweest voor de last onder dwangsom dan wel dat er sprake is van een overtreding waartegen het college handhavend kan optreden. De Afdeling volgt [appellante] daarom niet in haar stelling dat de gemeente geologische en hydraulische onderzoeken moest overleggen aan het college.
De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunt is voor het oordeel dat de gemeente andere werkzaamheden heeft verricht dan in de last onder dwangsom is voorgeschreven. Aangezien de gemeente hier impliciet toestemming voor had, heeft er geen overtreding plaatsgevonden op grond waarvan het college tegen de gemeente moest overgaan tot handhavend optreden.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125288/202004214-1-r1/