ABRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2649 – concurrent belanghebbende bij handhavingsverzoek, omdat als concurrent bepaalde dienst niet meer kan aanbieden, hij die zal gaan aanbieden.
Het hoger beroep
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet heeft aangemerkt als belanghebbende. De rechtbank heeft miskend dat [horecabedrijf] een directe concurrent is van Het Kwartier. Daarbij heeft de rechtbank volgens [appellant] ten onrechte overwogen dat Het Kwartier slechts beperkt aan feesten en partijen doet.
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat [horecabedrijf] en Het Kwartier in elk geval voor een deel in hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam zijn, waaruit volgt dat [appellant] in beginsel een concurrentiebelang kan hebben. Vervolgens heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3292 en 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2001, overwogen dat [appellant] als concurrent niet zonder meer belanghebbende is bij elk besluit dat zijn concurrent betreft. Dat is alleen het geval als zijn belang rechtstreeks is betrokken bij dat besluit. [appellant] heeft volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat zijn belang rechtstreeks is betrokken bij handhaving van de bestemmingsplanvoorschriften ten aanzien van Het Kwartier. Ter onderbouwing heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat hij op enigerlei wijze nadelige gevolgen zal ondervinden indien het college niet zou optreden tegen de veronderstelde overtreding van de bepalingen van het bestemmingsplan. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat [appellant] niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt.
2.2. Een onderneming heeft een concurrentiebelang als zij bedrijfsactiviteiten ontplooit in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden. Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, is belanghebbende.
2.3. Niet in geschil is dat [horecabedrijf] en Het Kwartier in elk geval onder meer wat betreft het organiseren van feesten en partijen voor een deel in hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam zijn, waaruit volgt dat [appellant] een concurrentiebelang heeft. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het concurrentiebelang van [appellant] ook rechtstreeks is betrokken bij het besluit van het college het handhavingsverzoek af te wijzen. Indien het college namelijk handhavend zou optreden tegen Het Kwartier, betekent dit dat Het Kwartier minder ruimte kan bieden voor onder meer feesten en partijen. In dat geval is het niet onwaarschijnlijk dat [horecabedrijf] meer van deze feesten en partijen kan gaan organiseren omdat klanten dan naar [horecabedrijf] zullen uitwijken. [appellant] kan aldus in zijn hoedanigheid van concurrent feitelijke gevolgen ondervinden van het niet handhavend optreden. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat [appellant] geen belanghebbende is bij zijn verzoek om handhaving.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@123122/201905593-1-r3/