ABRvS 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3686 – onvoldoende bewijs bij oplegging BB, terwijl dat bewijs wel geleverd zou kunnen worden via aanvullend rapport. Of er ruimte is voor herstel via bestuurlijke lus, hangt echter af van de goede procesorde. In dit geval is die ruimte er niet. Boete van tafel.
Is er ruimte voor nader onderzoek?
8. Wat betreft de vraag of de minister de gelegenheid moet krijgen het hiervoor geconstateerde gebrek te herstellen, overweegt de Afdeling het volgende. Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1818, onder 6.1, volgt dat in boetezaken de goede procesorde leidend is ter begrenzing van de mogelijkheid tot toepassing van de bestuurlijke lus. Uit deze uitspraak volgt verder dat in gevallen waarin naar aanleiding van de discussie in hoger beroep nader onderzoek of een nadere toelichting van het bestuursorgaan nodig is om tot een juiste vaststelling van de hoogte van de boete te komen, ruimte bestaat voor toepassing van de bestuurlijke lus.
8.1. De Afdeling is van oordeel dat er in dit geval geen ruimte is voor toepassing van de bestuurlijke lus. Weliswaar is nader onderzoek door de minister, bijvoorbeeld bestaande uit een nadere vraagstelling aan Argonaut, in beginsel mogelijk, maar dit zou neerkomen op nader onderzoek naar de medische situatie van [appellant] ten tijde van de inburgeringstermijn, die inmiddels bijna vier jaar geleden is verstreken. Gelet op dit tijdsverloop en in aanmerking genomen dat een dergelijk onderzoek zou leiden tot een verdere verlenging van deze procedure, die al bijna vier jaar duurt, verzet de goede procesorde zich in dit geval tegen toepassing van de bestuurlijke lus.
Wat betekent dit voor de boete?
9. Hoewel [appellant] niet binnen de door de minister gestelde termijn aan zijn inburgeringsplicht heeft voldaan, heeft hij met medische stukken aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de inburgeringsperiode kampte met klachten die gerelateerd konden worden aan PTSS. Het lag daarom op de weg van de minister om aan te tonen dat [appellant] desalniettemin verwijtbaar te laat is ingeburgerd. Gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 7.4 heeft overwogen, is de minister hier niet in geslaagd. De Afdeling wijst ter vergelijking op haar uitspraak van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:566, onder 4.3. Omdat de goede procesorde zich in dit geval verzet tegen de toepassing van de bestuurlijke lus (zie hiervoor onder 8.1), kan de minister het gebrek in het boetebesluit niet herstellen. Dit betekent dat de minister niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. De Afdeling acht het daarom passend en geboden dat in dit geval geen boete wordt opgelegd.
Wat betekent dit voor de terugbetalingsverplichting?
10. Over de terugbetalingsverplichting overweegt de Afdeling als volgt. Gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 7.4 en 9 heeft overwogen, heeft de minister niet aangetoond dat [appellant] verwijtbaar te laat is ingeburgerd. De minister heeft om dezelfde reden ook niet aannemelijk gemaakt dat [appellant] niet in aanmerking kwam voor verlenging van de inburgeringstermijn als bedoeld in artikel 7b, derde lid, aanhef onder a, van de Wi, gelezen in samenhang met de artikelen 1 en 2 uit de Beleidsregel verlenging inburgeringstermijnen bij geen verwijt. Gelet op het tijdsverloop valt redelijkerwijs niet te verwachten dat de minister in dit stadium een reële inschatting kan geven van de termijn waarmee de inburgeringsperiode achteraf bezien verlengd had moeten worden. Hierdoor kan de Afdeling niet vaststellen of [appellant] in dit geval te laat is ingeburgerd. Omdat [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdens de inburgeringsperiode kampte met klachten die gerelateerd kunnen worden aan PTSS en deze klachten invloed hebben gehad op zijn vermogen om in te burgeren, komt het feit dat niet kan worden vastgesteld of [appellant] te laat is ingeburgerd voor risico van de minister. Dit betekent dat de terugbetalingsverplichting teniet moet worden gedaan.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:3686