ABRvS 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2584 – één overtreding of 18 overtredingen? Wetgever wilde nadrukkelijk iedere naleving apart beboeten – dus 18 afzonderlijk beboetbare overtredingen.

Wat heeft [appellante] aangevoerd?

10.     [appellante] betoogt dat voor zover er sprake is van een overtreding, dat er maar één is geweest en niet 18. Daarvoor verwijst zij naar de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 24 maart 2021 (in de gevoegde zaken C-870/19 en C-871/19 ECLI:EU:C:2021:233).

Boordeling door de Afdeling

11.     De Afdeling oordeelt dat de minister voor alle 18 overtredingen een boete mocht opleggen.

De Afdeling volgt [appellante] niet in haar betoog dat net zoals in het hiervoor genoemde arrest van 24 maart 2021 ook in dit geval sprake is van maar één overtreding. In dat arrest ging het om een overtreding van de voorganger van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 165/2014. Zoals de Afdeling hiervoor heeft overwogen, is de boete niet opgelegd omdat die verordening is overtreden. Wel van toepassing is de Verordening (EG) nr. 561/2006. In artikel 10, vijfde lid, onder a, sub i), van die verordening staat dat de lidstaat mag voorschrijven hoe vaak de relevante gegevens van de M-bestanden en de bestuurderskaarten moeten worden overgebracht. De naleving daarvan moet, zo volgt uit artikel 19, door de lidstaten worden gegarandeerd door de toepassing van een sanctiestelsel voor elke inbreuk daarop. De lidstaten komt dus een bepaalde mate van vrijheid toe om dat in te vullen. De Nederlandse wetgever heeft dat gedaan door in artikel 10:5, derde lid, van de Atw te bepalen dat de gestelde overtredingen gelden ten opzichte van elke persoon, met of ten aanzien van wie de overtreding is begaan, en met betrekking tot elke dag in de loop waarvan deze overtreding is begaan. De reden daarvoor is dat de wetgever wilde vermijden dat een werkgever met bijvoorbeeld één werknemer bij overtreding een even hoge boete krijgt als een werkgever waarvan tien werknemers de normen overtreden. Ook wilde de wetgever uitdrukkelijk vermijden dat het verschillende malen achtereen niet naleven van de normen als één overtreding zou worden aangemerkt (zie Kamerstukken II 2002/03, 29000, nr. 3, p. 18). Iedere overtreding van artikel 4:3, eerste lid, van de Atw is er dus één. Gezien het doel van de regelgeving ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de Atw op dit punt strijdig is met de Verordening (EG) nr. 561/2006.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:2584