ABRvS 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323 – 200m + geen zicht: geen belanghebbende bij handhaving tegen bouwwerk. Verlengen beslistermijn met 8 weken redelijk om zienswijze van overtreder te vragen. Verlengen BG-termijn hangende bezwaar redelijk omdat derde daar nauwelijks door wordt geschaad..

12.     [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat zij belanghebbenden zijn. Zij wonen op relatief korte afstand van het perceel, waar volgens hen een dorp met 22 woningen zou worden gebouwd. Aan de Hondsbosseweg staan maar een paar woningen, waaronder die van hen. De toename van het aantal woningen gelegen aan deze weg zal zoveel extra verkeer genereren dat dit verkeer volgens hen niet opgaat in het huidige verkeersbeeld. Verder zullen de woningen leiden tot geluidoverlast, een verslechtering van het woon- en leefklimaat en wijziging van het open karakter van het landschap.

12.1.  In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Uit artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1 van de Awb volgt dat bezwaar kan worden gemaakt door een belanghebbende.

12.2.  Niet in geschil is dat de woningen van [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C] op een afstand van respectievelijk ongeveer 200 m en 530 m van het perceel staan en dat zij vanuit hun woningen geen zicht op de bouwwerken op het perceel hebben.

De rechtbank heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C] ter plaatse van hun percelen gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van de activiteiten op het perceel. Daarbij heeft zij de mogelijkheid van extra verkeersbewegingen betrokken.

Wat [appellant sub 2B] en [appellant sub 2C] in hoger beroep aanvoeren, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden.

12.3.  Het betoog slaagt niet.

[…]

16.3.  Niet in geschil is dat het college de mededeling over de beslistermijn binnen de in artikel 4.13, tweede lid, van de Awb genoemde termijn van acht weken na ontvangst van het handhavingsverzoek heeft gedaan. Ook is niet in geschil dat het besluit van 12 januari 2021 is genomen en is bekendgemaakt binnen de door het college genoemde termijn van 16 weken.

De Afdeling is van oordeel dat het college in dit geval een beslistermijn van 16 weken als een redelijke termijn als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van de Awb heeft mogen aanmerken. Het college heeft de verzoekers om handhaving binnen acht weken na ontvangst van hun verzoek op de hoogte gesteld van zijn voornemen om handhavend op te treden. Zoals is verwoord in de mededeling, had Duin & Tuin op dat moment echter nog niet adequaat op het voornemen kunnen reageren. Met het oog op een zorgvuldige besluitvorming, waarbij de belangen van Duin & Tuin moeten worden betrokken, heeft het college redelijkerwijs een beslistermijn van in totaal 16 weken nodig kunnen achten. Daarbij betrekt de Afdeling dat Duin & Tuin de bouwwerkzaamheden, na overleg met de toezichthouder, vanaf 28 september 2020 vrijwillig heeft gestaakt. Het college heeft daarom niet hoeven kiezen voor het opleggen van een bouwstop, waar verzoekers onder meer om hadden gevraagd.

Hieruit volgt dat de ingebrekestellingen van 21 november 2020 en 6 december 2020 prematuur waren. Zoals de rechtbank wel terecht heeft overwogen, is binnen de beslistermijn een besluit op het handhavingsverzoek genomen en is dus geen dwangsom verbeurd wegens niet tijdig beslissen.

[…]

28.3.  Het besluit op bezwaar I is volgens de rechtbank ondeugdelijk gemotiveerd, omdat alleen de in artikel 14.2.3.1 van de planregels opgenomen maximale oppervlakte is overschreden en het besluit van 11 maart 2021 is toegesneden op de situatie dat meer overtredingen aan de orde zijn. In zoverre is het college volgens de rechtbank uitgegaan van een verkeerd uitgangspunt. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat juist de rechtbank hierbij een onjuist uitgangspunt heeft gehanteerd.

28.4.  Bij het besluit van 11 maart 2021 is de begunstigingstermijn op verzoek van Duin & Tuin verlengd, omdat de in het dwangsombesluit gestelde termijn zou verlopen voordat de termijn voor het nemen van een beslissing op haar bezwaarschrift verstrijkt. Het college achtte een begunstigingstermijn van drie maanden na de beslissing op het bezwaarschrift te kort om aan de last te voldoen. Bij grote uitbouwen die onderdeel uitmaken van een woonfunctie of daarmee vergelijkbare overtredingen hanteert het college een begunstigingstermijn van vier maanden. Volgens het college gaat het in dit geval om een vergelijkbare overtreding. Het college heeft daarom de begunstigingstermijn verlengd tot vier maanden na de beslissing op het bezwaarschrift van Duin & Tuin.

In het advies van de bezwaarschriftencommissie, waarnaar in het besluit op bezwaar I is verwezen, staat dat de verlenging past binnen de beleidsregels van de gemeente en dat de keuze voor vier maanden na de beslissing op bezwaar niet onredelijk is. Die keuze is volgens het college bestendige bestuurspraktijk en de bouwwerkzaamheden zijn tijdens de handhavingsperiode stilgelegd.

28.5.  De verlenging van de begunstigingstermijn bij het besluit van 11 maart 2021 is bedoeld om Duin & Tuin de gelegenheid te bieden om in afwachting van de bezwaarprocedure nog geen uitvoering aan de last te geven. De Afdeling is van oordeel dat het college die gelegenheid redelijkerwijs heeft mogen bieden. De belangen van [appellant sub 1A] en anderen werden daardoor niet onevenredig geschaad, omdat de bouwwerkzaamheden  stilgelegd waren en tijdens de bezwaarprocedure dus geen huisjes in gebruik zouden worden genomen. Anders dan [appellant sub 1A] en anderen, acht de Afdeling de verlengde termijn ook voldoende concreet. Verder voldoet de verlengde termijn ten tijde van het nemen van de besluiten op bezwaar aan het beleid van het college, neergelegd in artikel 9, zesde lid, van de Beleidsregels handhaving omgevingsrecht, dat een begunstigingstermijn maximaal één jaar mag zijn. In het besluit van 11 maart 2021 is ten slotte voldoende toegelicht waarom het college daarin kiest voor een termijn van vier in plaats van drie maanden.

28.6.  Uit het voorgaande volgt dat het betoog over de op 11 maart 2021 verlengde begunstigingstermijn terecht is voorgedragen, maar niet het door [appellant sub 1A] en anderen daarmee beoogde gevolg heeft.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:2323