ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856 – Nieuwe evenredigheid. Sluiting woning evenwichtig. Huurder moet alert zijn op gebruik woning door zoon – zeker als hij weet dat zoon drugs gebruikt.

“3.3.    De burgemeester kon dus oordelen dat sluiting van het pand noodzakelijk was. Maar dan moet hij nog wel nagaan of de sluiting ook evenwichtig is. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoner kan worden verweten. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.

3.4.    Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, onder 7.9, heeft geoordeeld, kan een bewoner geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte kon zijn van in zijn woning aangetroffen drugs. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor. [appellant] is als huurder verantwoordelijk voor wat er in zijn woning gebeurt en behoort daar dus op te letten. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 13 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1654, onder 2.3. Daar komt bij dat [appellant] in dit geval extra alert had moeten zijn. Hij heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat hij wist dat zijn zoon drugs gebruikte. Hij heeft ook verklaard dat de wijkagent met hem heeft gesproken over de melding dat er vanuit de woning drugs verhandeld zouden worden. Gelet op deze signalen had [appellant] de activiteiten van zijn zoon in de woning extra nauwlettend in de gaten moeten houden. De enkele stelling dat het overgrote deel van de harddrugs is aangetroffen in de slaapkamer van zijn zoon, de twee gripzakjes in de woonkamer zich in een gesloten kistje bevonden en de drugs en andere drugsgerelateerde materialen die in de berging zijn aangetroffen zich in een gesloten doos bevonden, is gelet op deze signalen onvoldoende om aan te nemen dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de harddrugs.

3.5.    [appellant] stelt dat het door de sluiting voor hem nagenoeg onmogelijk is om een andere huurwoning te vinden. Dit heeft hij niet onderbouwd. [appellant] stelt verder dat de huurovereenkomst tussen hem en de verhuurder is ontbonden en dat hij door zijn verhuurder op een zwarte lijst is geplaatst. Hoewel het voor [appellant] ingrijpend is dat hij door de ontbinding van de huurovereenkomst zijn woning is kwijtgeraakt en dat hij, zoals hij aangeeft, op een zwarte lijst is geplaatst, heeft de burgemeester terecht geoordeeld dat de nadelige gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Het betoog slaagt niet.”

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@133158/202106531-1-a3